De vrouwen zijn de mannen nu echt voorbij. Met 10 keer goud alleen al op klassieke afstanden (3x Kok, 3x Beune, 2x Schouten, Rijpma-de Jong, Leerdam) doen de vrouwen het ontzettend goed op het WK afstanden de afgelopen 3 jaar. De mannen presteren met 4 keer goud (2x Roest, De Boo, Wennemars) statistisch gezien het zwakst sinds de invoering van het WK afstanden. Hoe ziet dat eruit in een grafiek?
Hier zie je per Olympische cyclus het aantal keer goud voor Nederland op het WK afstanden uitgesplitst naar mannen en vrouwen. De 3 keer goud voor de vrouwen in de periode 2006-2010 is Wüst (WK 1000m 2007, WK 1500m 2007) en Groenewold (WK 3000m 2009). Ik tel alleen klassieke afstanden mee, want dan hoef ik niet te corrigeren voor de aanwezigheid van een massastart of zo.
Bekijk bijlage 6401
Mannen
In de jaren '90 was Nederland niet te verslaan op de lange afstanden en ook op de middenafstanden waren er veel goede schaatsers. In 1999, 2000 en 2001 waren er met drie titels van Romme, twee titels van Postma, evenzoveel gouden medailles voor De Jong en ook nog Bos en Verheijen negen gouden medailles.
Na 2003 kwamen Davis en Hedrick op, en werd de oogst voor Nederland minder. De zes gouden medailles tussen 2006 en 2010 kwamen allemaal van Kramer. In de aanloop naar Sochi kwam Bergsma op en werd Nederland ook weer succesvol op de sprint: Groothuis werd de eerste wereldkampioen 1000m uit Nederland sinds Wennemars 8 jaar eerder. 2017 was een unicum: Nederland won alle afstanden bij de mannen en won daarmee voor het eerst de 500m met Smeekens. Door Nuis ging de 1500m voor het eerst naar Nederlands sinds Wennemars in 2003. In deze periode wordt de 9 gouden medailles van rond de eeuwwisseling geëvenaard.
Daarna verdwijnt de heerschappij op de lange afstanden. Nederland verliest voor het eerst 10 kilometers op een WK. Op de middenafstanden houdt Nederland de touwtjes in handen met Nuis, Krol en Verbij. Na 2022 kon alleen Roest nog voor goud zorgen en declasseerde Stolz de Nederlandse concurrentie, totdat de verhoudingen dit weekend wat veranderden: goud voor De Boo (21) en Wennemars (22).
Het beeld dat het mannenschaatsen internationaler is dan ooit, klopt dus eigenlijk wel, in elk geval sinds halverwege de jaren '90. Hoe het daarvoor zit, laat ik voor nu aan anderen om te onderzoeken.
Vrouwen
Na het succesvolle eerste WK afstanden bij de vrouwen (2x goud voor Thomas in 1996) zijn de titels schaars. Timmer won de 1000m in 1997 en 1999 en daarna was Barbara de Loor pas de eerste kampioene in 2005. Nu snap ik ook pas goed waarom die titel zo veel tongen losmaakte. Niet alleen omdat het de kroon op de carrière van De Loor was, die vooral heel vaak vierde werd, maar vooral omdat het de eerste Nederlandse vrouw met een WK-afstanden-titel in zes jaar was! Dat kunnen we ons nu niet meer voorstellen.
Wüst zorgde daarna voor de meeste gouden medailles. Van 2007 tot 2015 won Wüst alle Nederlandse gouden medailles, alleen Groenewold won één 3000 meter. Dat maakte haar in 2009 wel de eerste Nederlandse wereldkampioene op die afstand. Ter Mors won in 2016 twee keer goud, de twee edities erna was het weer de beurt aan Wüst. In 2020 won naast Wüst ook Leerdam goud, en in 2021 pakten zowel Rijpma-de Jong als Schouten goud. Schouten werd de eerste Nederlandse wereldkampioene op de 5km.
Die periode was met vijf keer goud de meest succesvolle in het Nederlandse vrouwenschaatsen tot dusverre, en het bleek een opmaat naar een dominantie in het vrouwenschaatsen die we niet meer hebben gezien sinds het tijdperk van de snelle Duitse vrouwen. Kok won in 2023 voor het eerst de 500 meter en hield niet op met winnen. Beune heeft nu goud op 3 verschillende klassieke afstanden. Schouten won in verschillende jaren nog eens beide lange afstanden en Leerdam en Rijpma waren de beste in Thialf. Verder hebben alleen Takagi (3x), Wiklund en Lollobrigida in deze Olympische cyclus een wereldtitel op een klassieke afstand kunnen behalen. Tien keer goud - een verdubbeling van het vorige record in drie jaar.
De enige keer dat Duitsland zo dominant was, was in de periode 1999-2001, toen Niemann, Pechstein, Garbrecht en Friesinger 11x goud bij elkaar schaatsen.