Bevinding 2
Patrick Roest is een vreemde schaatser. En daar bedoel ik niets negatiefs mee. Hij is wel degelijk explosief, maar is toch niet in staat om uit zijn explosiviteit ook echt hele snelle rondjes te draaien. Het overduidelijke bewijs vind je terug in de cijfers van dit toernooi. Roest opende op de 500 meter in 10.12. Ter vergelijking; Mathias Vosté opende in 10.05 en 10.06 en Zhongyan Ning reed donderdag ook maar 10.03. Explosief is Roest dus wel. Maar dat zijn sprinters en dat is niet eerlijk. Klopt. En dus heb ik Roest in een rijtje van tien gezet met allrounders. Gewoon om te kijken hoe zijn opening zich verhoud tot die van de anderen. En vooral ook om eens te kijken welke rondjes er uit die opening werden gereden. Daar komt het volgende uit, tussen haakjes de klasseringen als je een top 10 van de openingen en rondjes zou maken. En excuses voor de typografie, ik weet niet hoe ik tabelletjes moet bouwen ... ik heb de namen wat aangepast om het zo overzichtelijk mogelijk te houden. Sorry Bart!
Patrick Roest 10.12 (1) 25.94 (7)
Shomu Sasaki 10.21 (3) 25.22 (1)
Ryo Tsuchiya 10.16 (2) 25.67 (3)
D. Di Stefano 10.43 (7) 25.68 (4)
Jae-W. Chung 10.47 (8) 25.63 (2)
S.L. Pedersen 10.33 (4) 25.91 (6)
Bartje Swings 10.50 (9) 25.86 (5)
H Engebraten 10.41 (6) 25.96 (8)
Gabriel Odor 10.33 (4) 26.11 (9)
SanderEitrem 10.68 (10) 26.38 (10)
Wat zien we hier? Roest opent duidelijk sneller dan alle anderen, maar rijdt vanuit die opening slechts het zevende snelste rondje. Op veel tragere openers als Chung, Di Stefano verliest hij vervolgens heel veel in de ronde. Sasaki en Tsuchiya openen ook snel, maar rijden veel snellere rondes. Pedersen, Engebraten en Swings rijden vergelijkbare rondjes, maar openen ook veel trager. Vooral het verschil met Swings is enorm! Waar verliest Roest deze tijd op? Niet op zijn instelling, niet op zijn explosiviteit, maar op zijn bochten. En dan met name zijn binnenbocht. Hij startte binnen en dat is zeker voor allrounders ideaal. Hij kon vanuit de binnenbocht heerlijk de kruising op en lekker door versnellen richting de laatste buitenbocht. En toch was zijn ronde niet bijzonder snel. Ja, hij reed een voorzichtige buitenbocht. Waarom eigenlijk? Maar ook in de binnenbocht won hij te weinig snelheid.
Mooie analyse. Ik volg Roest al een beetje sinds zijn juniorentijd. Hij is inderdaad wat atypisch. Hij is ook twee keer veranderd als type schaatser. Als B-junior leek hij echt een specialist voor de lange afstanden te gaan worden. Als B2-junior reed hij 6.36 en 13.49, tegenover 1.51 op de 1500 meter.* Een echte stayer, zou je zeggen. In de jaren daarna werd hij steeds meer een type voor de kortere afstanden. Zoals best veel Nederlandse mannen zo'n transitie maken of hebben gemaakt, de laatste jaren. Een jaar later (als A1) reed hij nog steeds 6.36, maar zijn 1500 meter ging vooruit van 1.51 naar 1.48. Als A2 reed hij 36,7 op de 500 meter, terwijl hij als B-junior nog 38,1 reed, maar op de 5km reed hij nog altijd rond die 6.36. Hij won dat jaar zelfs brons tussen de specialisten op de 500 meter bij de WK junioren. En zilver op de 1000 meter. Dat type schaatser bleef hij tot en met het Olympisch seizoen van 2018. Hij plaatste zich voor de 1500 meter (en won zilver), maar niet voor de 5000 meter. Bij het WK allround in Amsterdam dat hij won, won hij de 500 meter en werd hij vierde op de 5km.
Daarna ging hij zich duidelijker toeleggen op de 5 en 10 km. Hij heeft daardoor wel topsnelheid ingeleverd. Maar openen kan hij dus nog steeds goed. In het begin van het topic hadden we het al even over schaatsers die verhoudingsgewijs heel goed kunnen openen, terwijl het geen spriners zijn. Pechstein, onder meer. Ritsma werd genoemd. Wouter Olde Heuvel opende ook regelmatig 10,0 of 10,1, herinner ik me, maar kon dat niet vertalen naar echt snelle 500 meters. Bij goed openen komen toch weer andere kwaliteiten kijken dan bij een hoge topsnelheid hebben. Het vraagt ook een andere techniek. Die heeft Roest goed onder de knie. Eitrem en Huizinga (onder meer) hebben daar juist veel moeite mee, terwijl hun topsnelheid niet veel lager ligt dan die van Roest. Bij het sprinttoernooi herinner ik me ook de Italiaan Trentini, die 10,2 en 10,3 opende, maar die wel (op de 1000 meter) rondjes 25-laag liet zien.
Vaak zie je ook dat schaatsers die al van jongs af aan langebanen relatief goed openen terwijl de zij-instromers uit het skeeleren en shorttrack (Swings, Davis) relatief veel moeite hebben met die eerste 100 meter.
Misschien heeft het ook met bochtentechniek te maken. Sommige schaatsers hebben de bochten nodig om op snelheid te komen. Anderen hebben juist moeite met een bocht op hoge snelheid.
(* = Met dank aan osta.nl. Dit weet ik echt niet uit mijn hoofd)