Succesvolste (?) schaatsers

Asterisk

Well-Known Member
Dit zou wellicht in het langebaanforum passen, maar ik vind het meer een leuk draadje voor erbij. Niet relevant met betrekking tot wedstrijden van deze jaren of iets dergelijks, dus ik plaats hem in het "café".

Er zijn natuurlijk talloze redenen te bedenken waarom mensen de beste schaatser ooit zouden zijn. Is het Kramer vanwege zijn hoeveelheid wereldtitels, is het Heiden vanwege zijn ongekende dominantie en veelzijdigheid of is het Stolz, omdat hij in een tijd waarin het niet meer voor mogelijk werd gehouden op zoveel disciplines kan domineren? Overal valt wat voor te zeggen en er zal nooit consensus over worden bereikt.

En toch is het altijd wel heel leuk om hierover na te denken en, hoewel het heel moeilijk is, schaatsers uit verschillende tijdperken met elkaar te vergelijken. En precies dat is wat ik heb geprobeerd te doen en waar ik deze topic komende tijd een beetje mee ga vullen. Een ranglijst van succesvolste schaatsers na de Tweede Wereldoorlog, tot nu.

En dat noem ik expres succesvolste schaatsers en niet beste schaatsers, omdat dat niet per definitie hetzelfde betekent. Beste is niet meetbaar, maar succesvolst tot op zekere hoogte wel. Om dit te doen heb ik een simpel puntensysteem ontworpen op basis van de belangrijkste wedstrijd (WK's of Olympische Spelen) die in een jaar voor elke discipline werd gereden. Door de lijsten van de verschillende afstanden en klassementen ongewogen bij elkaar op te tellen komt er een totaalscore uitrollen. EK's tellen nooit mee en ook de nieuwe onderdelen tellen niet mee.

Hierin zijn verschillende perioden te onderscheiden van wedstrijden die georganiseerd werden:
- 1947 - 1969: Enkel een WK Allround en Olympische Spelen. In de jaren met Olympische Spelen tellen de Spelen en het Allroundklassement, in de tussenliggende jaren beschouw ik de afstandsmedailles van het WK als WK afstanden.
- 1970-1975: WK Sprint komt erbij, hiervan telt het klassement mee. Voor de 500 en 1000 meter geldt nu in niet Olympische jaren een fictief klassementje over de gereden races per afstand van het WK Sprint. In 1972 was er nog geen 1000 op de Spelen, dus telt voor de 1000 ook hier de WK Sprint.
-1976 - 1995: De 1000 wordt ook op de Spelen gereden en wordt nu dus in elk jaar hetzelfde behandeld als de 500.
-1996 - 2020: Jaarlijks WK afstanden wordt ingevoerd. Deze tellen telkens gewoon voor de losse afstanden, van de WK's allround en sprint tellen enkel nog de eindklassementen. In 1998 werden zowel WK Afstanden als Olympische Spelen gehouden. De WK afstanden was toen niet het belangrijkste toernooi en telt dus niet mee.
- 2020 - heden: Om het jaar een WK Sprint en WK Allround. In de oneven jaren zijn er geen klassementen meer op te maken, dus tellen er in deze jaren gewoon minder wedstrijden mee. Ik heb overwogen de massastart toe te voegen, dat zou dit verlies van wedstrijden ook direct deels opvangen, maar (voor nu) is dat niet gedaan.

Deze methode vangt de veranderende tijdsgeest niet goed (een allroundklassement was vroeger belangrijker dan nu, sprintafstanden zijn nu belangrijker dan vroeger), maar dat is niet anders. Dit waren de wedstrijden die werden gereden en om het succesvolst te zijn, moet je de wedstrijden winnen die er zijn. Doordat er lang geleden bijna geen wedstrijden werden gereden (enkel het WK allround vaak), waren er destijds veel meer dubbelingen van schaatsers die op meerdere afstanden top 10 reden (het was immers allemaal hetzelfde allroundtoernooi). Ik heb het idee dat dit echter redelijk goed uitvlakt met de veel langere perioden die schaatsers tegenwoordig aan de top blijven, waardoor de eindscores relatief vergelijkbaar blijven. Dat neemt niet weg dat topsprinters voor 1970 geen 1000 en geen sprintklassement hadden en daardoor niet goed boven komen drijven in deze lijst (op 1 uitzondering na...), maar nogmaals, om het succesvolst te zijn moet je de wedstrijden winnen die worden gereden. Typische milers hebben ook een nadeel dat ze vaak geen (goede) klassementen rijden. Stayers komen juist vrij makkelijk bovendrijven, doordat ze vaak lange carrieres hebben en de 5 en de 10 doorgaans een vergelijkbare uitslag kennen, waardoor er dubbel zoveel punten beschikbaar zijn. Sowieso is het met deze methode een enorm voordeel om heel lang vrij goed te zijn geweest, vergeleken met heel kort heel goed (Nils van der Poel komt bijvoorbeeld onder Mika Poutala terecht, terwijl VdP natuurlijk veel meer heeft gewonnen).

Ondanks dat er dus een heleboel mis is met deze methode geeft de lijst mijns inziens toch een aardig beeld welke schaatsers door de jaren heen het dominantst waren op de WK's. Voor de jongere volgers is het leuk om wat namen uit het verleden langs te zien komen die ze wellicht nog niet kenden en voor de oudere volgers is het leuk om wat herinneringen op te kunnen halen uit grootvaders tijd ;). Daarom ga ik komende tijd stukje bij beetje de top 50 van de lijst onthullen, waarbij ik bij iedereen een verhaaltje probeer te schrijven. Als mensen de behoefte voelen discussies te starten of herinneringen op te halen of wat dan ook, wordt dat natuurlijk toegejuicht :).

En een kleine disclaimer, ik ben het zelf ook niet altijd eens met de volgorde op de lijst, maar het heeft geen zin een objectieve lijst te maken om daar vervolgens subjectieve aanpassingen in te maken. Dus ik zal hem publiceren op de volgorde zoals hij eruit is gerold. Waarbij soms 1 keer een 8e plek in plaats van een 5e plek het verschil maakt tussen 3 plekken zakken of 3 plekken dalen. Of de nummer 40 echt succesvoller was dan de nummer 43 of 37 valt dus te bezien, maar het gaat om het algemene beeld welke schaatsers allemaal lange tijd succesvol zijn geweest.
 
Laatst bewerkt:
We trappen af met een paar eervolle vermeldingen. Dit zijn een aantal beste schaatsers uit landen die niet in de top 50 vertegenwoordigd zijn, plus een Noor.

613. Kurt Stille
Denemarken, 1960-1964

De hoogst genoteerde (en enige) Deen in het lijstje. Ver voor Viktor Hald Thorup deed de in Noorwegen woonachtige en trainende Stille tussen 1960 en 1964 aan meerdere toernooien mee, waaronder beide Olympische Spelen in deze periode. Hij was een stayer die nooit de top 10 van een allroundtoernooi heeft gehaald, maar zijn 2 beste resultaten haalde op de Spelen van 1964: 12e op de 5 km en 9e op de 10 km. Op die laatste afstand was hij maar liefst 15 seconden sneller dan een nog zeer jonge Kees Verkerk.

586. Franz Krienbuhl
Zwitserland, 1968-1977

Toen hij bijna 40 werd besloot Franz ineens topschaatser te worden. Hoewel, top, voordat hij als eerste deelnemer de moderne aerodynamische pakken ging dragen waren zijn uitslagen niet om over naar huis te schrijven. In 1976 haalde de stayer Krienbuhl zijn enige top 10-notering: een 8e plek op de 10 kilometer. Daarna werd hij nog vele malen Zwitsers kampioen, maar internationaal was het klaar.

463. Vladimir Kolar
Tsjechië, 1947-1956

Toen de ouders van Metodej Jilek nog geboren moesten worden, was er de stayer Vladimir Kolar. In de jaren na de oorlog deed hij mee aan de Spelen van 1948 en 1956, alsmede aan meerdere WK's. In deze periode waren er overigens meerdere Tsjechoslowaken die meededen aan de WK's. Voor Kolar was de eerste deelname ook meteen de succesvolste. In 1947, het eerste WK na de oorlog, behaalde hij de 8e plek. Deze plek had hij vooral te danken aan een goede 2e dag, met een 11e plek op de 1500 en een zeer verdienstelijke 6e plek op de 10 km.


433. Deszho Horvath
Roemenië, 1990-1998

Een Roemeen met een erg Hongaarse naam is de enige Roemeense afgevaardigde in de lijst. Hij schijnt ook Dezideriu geheten te hebben, beide namen worden door elkaar gebruikt. Er zullen genoeg mensen zijn die zich hem nog kunnen herinneren hier, maar er is opmerkelijk weinig makkelijk vindbaar over deze schaatser. Hij deed gedurende de jaren '90 mee aan vele toernooien en beleefde in 1993 zijn hoogtepunt, met een 9e plek in het allroundklassement, die hij te danken had aan 2 7e plekken op de 5 en de 10.

274. Peter Michael
Nieuw-Zeeland, 2014 - heden

Toen Dobbin net minder aan het worden was, kwam Michael het stokje overnemen en hij overvleugelde zijn landgenoot bijna direct. Toen hij opkwam leek hij een topstayer die ook allroundtalent had en met een 3e plek op de 5 km op het WK van 2017 leek hij gestart met een reeks van goede resultaten en medailles. Op de Spelen lukte het vervolgens net niet en de jaren daarna werd het eigenlijk steeds minder. Hij doet nog mee, maar het is tegenwoordig al knap als plaatsing voor een WK wordt afgedwongen.

261. Haralds Silovs
Letland, 2007-2022

Tenzij ik een Sovjetter uit Riga heb gemist is Silovs de hoogste en enige Let in de lijst. De voormalig shorttracker die jarenlang een vaste waarde was in het allrounden en, voornamelijk, de 1500. In 2018 strandde hij op deze afstand op slechts 3 tienden van het podium op een 4e plek. Los van enkele afstandsmedailles op allroundtoernooien wist hij uiteindelijk nooit een échte prijs te pakken helaas.
 
Laatst bewerkt:
Wat een mooi idee! Ik ben heel benieuwd naar de lijst, en vooral de top 10. Je hebt gelijk dat het praktisch onmogelijk is om verschil te maken tussen de nummer 40 en 43, en ook dat Van der Poel "gestraft" moet worden omdat ie maar zo heel erg kort goed was. In mijn eigen ranglijst van snelste schaatsers komt hij ook niet voor omdat hij niet op 10 verschillende banen een goeie 5/10k heeft gereden, terwijl Ning er op de 1500 meter zonder titel wel in staat.

Gaat dit eigenlijk over beide geslachten door elkaar of is dit alleen mannen?
 
Wat een mooi idee! Ik ben heel benieuwd naar de lijst, en vooral de top 10. Je hebt gelijk dat het praktisch onmogelijk is om verschil te maken tussen de nummer 40 en 43, en ook dat Van der Poel "gestraft" moet worden omdat ie maar zo heel erg kort goed was. In mijn eigen ranglijst van snelste schaatsers komt hij ook niet voor omdat hij niet op 10 verschillende banen een goeie 5/10k heeft gereden, terwijl Ning er op de 1500 meter zonder titel wel in staat.

Gaat dit eigenlijk over beide geslachten door elkaar of is dit alleen mannen?

Het zijn alleen de mannen. De vrouwen ga ik ooit misschien nog doen ;).
 
230. Zbigniew Brodka
Polen, 2007-2022

Polen is het eerste land dat we tegenkomen met een redelijk sterke geschiedenis in het schaatsen en een grotere hoeveelheid rijders in de lijst. De succesvolste daarvan is uiteraard Brodka. De brandweerman die de 1500 met 3 duizendsten verschil won van Koen Verweij en daarmee voorkwam dat alle afstanden bij de mannen werden gewonnen door Nederland in Sotsji. Vooral een 1500 meter rijder die ook op de allroundtoernooien nog wel een beetje mee kon (hoewel niet zo goed als Niedzwiedzki qua allround), deed Brodka vooral goed mee tussen 2012 en 2015.

177. André Kouprianoff
Frankrijk, 1960-1964,1973

Er is vaak wel ergens in de mondiale schaatswereld een Fransman te vinden en Kouprianoff was de succesvolste van allemaal. In een korte periode tussen 1960 en 1962 was hij 1 van de beste allrounders ter wereld, met onder meer een zilveren medaille op het WK (op een straatlengte achter Boris Stenin, medailles op 2 EK's en afstandsmedailles op 1500 en 5000. Op de Spelen kon hij geen potten breken en na 1962 waren de topresultaten verleden tijd. In 1973 was er nog een onsuccesvolle comeback.

146. Ants Antson
Estland, 1964-1968

Het is niet altijd even makkelijk te achterhalen welke nationaliteit de vele Sovjettoppers uit de jaren '50/'60 nu zouden hebben, maar Ants Antson was ontegenzeggelijk een Est. Hij heeft vast veel langer meegedaan aan wedstrijden, maar dit is de periode dat hij internationaal reed. 1964 was zijn boerenjaar met winst op het EK en een Olympische titel op de 1500, vóór Kees Verkerk. In dat jaar reed hij ook een WR 3 km en kreeg Antson de Oscar Mathisen-trofee. In de jaren daarna volgden nog enkele ereplaatsen, maar nooit meer een medaille.

145. Viktor Sjasjerin
Kazachstan, 1981-1988

Sjasjerin is de volgende ex-Sovjetter op de lijst, in dit geval namens Kazachstan. Waarschijnlijk vooral door de baan in Medeo heeft Kazachstan van alle overige Sovjetrepublieken de grootste schaatstraditie en dus ook de meeste rijders in de lijst. Veel daarvan zijn sprinters, maar Sjasjerin was een miler/allrounder die in 1986 3e werd op het WK allround en op de 1500 meerdere afstandsmedailles haalde. In 1983 verstootte hij Heiden van de top van de Adelskalender, waar hij in totaal 1345 dagen zou verblijven en hij reed in Medeo in totaal 4 WR's. Ook werd hij meermaals allroundkampioen van de Sovjet-Unie, wat met types als Bozjev en Goeljajev als concurrenten een behoorlijke prestatie was.

133. Jinyu Wang
China, 1959-1966

Dit was voor mij een grote verrassing. De hoogstgenoteerde Chinees is niet Gao, Ning of Yu maar Jinyu Wang. In de jaren '60 was hij een vaste deelnemer aan het WK Allround, waar hij in 1962 en 1963 zijn hoogste notering haalde op plek 5. De 1500 was zijn beste afstand, met een bronzen afstandsmedaille op het WK van '62 als hoogtepunt, maar ook op de andere afstanden kon hij prima uit de voeten. In die periode deed China klaarblijkelijk niet mee aan de Olympische Spelen waardoor meerdere serieuze WK-deelnemers uit die periode waaronder niet alleen Wang, maar ook bv. Zhihuan Luo, die de 1500 op het WK van 1963 zelfs won, nooit de kans hebben gekregen zich daar in de kijker te rijden.

120. Johnny Cronshey
Verenigd Koninkrijk, 1947-1960

In de jaren na de oorlog was Cronshey als schaatsexoot avant la lettre regelmatig aanwezig als outsider op de allroundtoernooien. Hij sloeg echter ook veel toernooien over en was vrij wisselvallig, maar in 1951 liet hij zijn potentie zien door 2e te worden op het WK (op een straatlengte achterstand van Hjalmar Andersen), met afstandsmedailles op 500, 5 en 10. Op de lange afstanden haalde hij nog enkele afstandsmedailles, maar op de Spelen wilde het nooit zo vlotten. Hij kwam ook nog een tijdje uit als onafhankelijk ISU-deelnemer en in de nadagen van zijn carrière representeerde hij Zuid-Afrika. Zijn Nationale Records als Zuid-Afrikaan lijken nog steeds niet te zijn verbeterd.
 
Laatst bewerkt:
120. Johnny Cronshey
Verenigd Koninkrijk, 1947-1960

Zijn Nationale Records als Zuid-Afrikaan lijken nog steeds niet te zijn verbeterd.
Ik wist niet dat hij ook voor Zuid-Afrika had gereden, interessant. Van zijn nationale records staat echter alleen nog maar de 5 kilometer, de rest is verbeterd:
1740508858553.png
 
Voor de laatste kaart met eervolle vermeldingen springen we de top 100 in. Vanaf nu zien we eigenlijk alleen nog maar kampioenen en meervoudig medaillewinnaars.

76. Kornel Pajor
Hongarije, 1947-1954

Er staan 3 Hongaren in de lijst en die waren allemaal actief rond 1950. De, met afstand, meest klinkende naam is natuurlijk die van de legendarische Kornel Pajor. Hij was al 24 toen het eerste WK na de oorlog werd gehouden, dus hij heeft mogelijk nog wat resultaten in de periode daarvoor gemist daardoor. Het WK van 1949 miste hij in ieder geval niet. Waar hij in 1948 nog 4e werd op de 10 op de Spelen werd hij in het Bislett wereldkampioen met meer dan een half punt voorsprong op Broekman. Hij was vooral een stayer, getuige zijn winst op de 5 en 10 tijdens dat toernooi. Op het EK van 1949 reed hij een wereldrecord op de 5 km. Er volgde nog een EK-medaille en een bronzen plak op het WK van '51 (als statenloos deelnemer), maar doordat hij afwezig was bij de Spelen van '52 kwam de Olympische medaille er nooit meer. Wellicht dat hij niet mee kon doen aan de Spelen, doordat hij het communistische Hongarije was ontvlucht en daardoor eerst statenloos deelnam (de enige statenloze ISU-medaille ooit) en daarna voor Zweden uit kwam.

69. Michael Hadschieff
Oostenrijk, 1981-1994

In de jaren '80/'90 was er met Eminger, Hadschieff en bij de vrouwen Hunyady sprake van hoogtijdagen in het Oostenrijkse schaatsen. In een periode dat er meer specialisatie in het schaatsen kwam was Hadschieff ontzettend allround, met op de Spelen van 1988 top 5 noteringen op 1000 t/m 10km, waaronder brons op de 1500 en zilver op de 10. In 1987 had hij zijn beste allroundjaar met zilver op het EK en brons op het WK. In de jaren daarvoor en daarna werden er vele ereplaatsen, maar geen medailles gehaald. Wel stond hij in 1987 welgeteld 3 dagen aan de top van de Adelskalender.

67. Odd Lundberg
Noorwegen, 1946-1950

Odd Lundberg is uiteraard niet de beste Noor in de lijst, maar krijgt een eervolle vermelding, omdat hij de hoogst genoteerde rijder is die er op het eerste WK na de oorlog al bij was. Toen was hij al 30, dus hij heeft uiteindelijk maar een paar jaar internationaal mee kunnen doen. En wat een jaren waren het. Van 1948 tot 1950 eindigde hij driemaal op het podium van het WK Allround (winst in 1948), waarbij hij per toernooi meerdere afstandsmedailles won (maar opmerkelijk genoeg nooit een gouden afstandsmedaille) en in 1948 won hij zilver en brons op de 5 en 1500.

66. Toivo Salonen
Finland, 1952-1964

Hoewel Finland van oudsher een schaatsland is, is het opmerkelijk lang geleden dat Finland echt stabiel toppers leverde. Begin van deze eeuw waren er natuurlijk Koskela, Poutala en Hänninen, maar daarvoor moeten we al terug richting de jaren 50/60 voor een dusdanig sterke generatie Finnen. Als vooroorlogse resultaten hadden meegeteld had Thunberg waarschijnlijk wel top 10 gestaan, maar na de oorlog staat Salonen bovenaan de Finse groep. Salonen had een opmerkelijk lange carrière voor die tijd, met deelnames aan 4 Olympische Spelen. Hij was voornamelijk een sprinter/miler in een tijd dat er weinig voor zo'n rijder te winnen viel. Uiteindelijk was er 1 keer brons op de Spelen (1500, 1956) en in 1959 zilver en brons op WK en EK. In al die andere jaren (hij deed 10 jaar op rij mee aan het WK Allround) werden er wel consequent goede uitslagen gereden, waaronder een handvol afstandsmedailles op de 500. Op de afstandsranglijst voor de 500 vinden we hem dan ook terug op plek 7. Hij is tot op heden de laatste Finse schaatser met een Olympische medaille.

65. Bart Swings
België, 2011-heden

Nog zo'n schaatser met vooral een hele lange carrière. Opkomend als een komeet en veelwinnaar in het skeeleren leek hij zeer succesvol te kunnen worden, maar technisch is het altijd te wisselvallig gebleven. In 2013 was er al brons op het WK Allround, wat werd herhaald 2022, waarmee het grootste gat tussen 2 WK medailles in het bezit is van Swings. In 2023 volgde er eindelijk een medaille op het WK afstanden, met brons op de 5. Er was bijna een Olympische medaille op de 5 in Sotsji, maar hij kwam een seconde tekort ten opzichte van Bob de Jong. Daarna zijn er natuurlijk nog wel ladingen medailles gewonnen op de massastart en het EK. Swings is nooit een veelwinnaar geworden, maar hij heeft wel al die jaren goede uitslagen gereden op 1500 t/m 10, het allrounden én de massastart. Een consistente veelzijdigheid die bijna niemand in de afgelopen 20 jaar kan evenaren.

57. Enrico Fabris
Italië, 2000-2012

"Marchetto zorgt er altijd voor dat de Italianen er staan op de Spelen", dixit alle commentatoren bij elke wedstrijd van een Italiaan. Of het helemaal klopt kan over gediscussieerd worden, maar feit is dat er 3 Italianen in de top 100 van mijn lijst staan, waarvan de hoogstgenoteerde Olympisch Kampioen werd op de 1500 in 2006: Enrico Fabris. Eigenlijk is Fabris maar vrij kort goed geweest, tussen 2004 en 2010 werden topuitslagen gehaald, maar de medailles kwamen pas vanaf 2006. Ondanks de Olympische titel op de 1500 was de 5 eigenlijk zijn beste afstand, maar met 3 medailles op de 5, 1 op de 1500,1 op de 10, 3 op het WK Allround en 4 op het EK (goud in 2007) was hij vooral dat: heel allround. Hij is jarenlang de laatste geweest die Kramer op de 5 op waarde klopte, tijdens die legendarische wereldrecordrace in Salt Lake. En misschien nog indrukwekkender dan de 7e plek die zijn PR nog altijd bezet op de ranglijst allertijden 5 km, is het feit dat die wereldrecordrace zijn 3e tijd ooit was. Met Kramer, Roest, Bloemen en Ghiotto zijn er na al die jaren nog steeds slechts 4 schaatsers die een betere 3e tijd ooit hebben staan.
 
Laatst bewerkt:
Swings is inderdaad heel lang goed geweest. Een paar weken geleden keek ik naar de beste schaatsers die heel lang goed waren door het gemiddelde te nemen van de tien seizoensbeste tijden, en Swings kwam op de 5 en 10k op plek 5 en 6. Hij rijdt in bijna elk seizoen wel een keer een degelijke lange afstand, en dat maakt hem een prettige constante factor voor de breedte.

Fabris is een interessante: Op welke afstand hij is nou beter, de 1500 en 5 kilometer? Hij heeft Olympisch goud op de 1500 meter en reed een WR laagland van 1:44.97, maar hij heeft op het WK afstanden nooit het podium gehaald. Op de 5k heeft ie wel twee keer zilver op het WK, brons op de OS, en natuurlijk dat echte WR. Hij heeft op de 1500 meter een behoorlijk klein gat tussen zijn beste hoogland en laaglandtijd van 1.49 sec (1:43.48/1:44.97), terwijl op de 5 kilometer dat gat juist gigantisch groot is met 11.80 seconden (6:06:06/6:17.86). Op beide afstanden stond hij na 09-10 in mijn lijst met persoonlijke baanrecords op de 2e plaats achter Davis en Kramer respectievelijk. Ik denk dat we kunnen zeggen dat hij op beide afstanden ongeveer even goed was.
 
50. Magne Thomassen
Noorwegen, 1962-1972

De hekkensluiter van de top 50 is de Noor Magne Thomassen, een tijdsgenoot van Ard en Keessie. Waar veel van zijn landgenoten het in dezelfde periode moesten hebben van de lange afstanden, was Thomassen voornamelijk gespecialiseerd in het kortere werk. Met een sterke 500 en 1500 wist hij, buiten wagonladingen top 10 noteringen en een heel aantal afstandsmedailles, 2 maal 2e te worden op het WK Allround in 1968 en 1970. In 1968 werd hij ook 3e op het EK en won hij zilver op de 500 in Grenoble (hij werd ook 4e op de 1500). Dat hij een sterke miler was blijkt ook uit Wereldrecords op de 1000 en 1500. Na dat wereldrecord op de 1500 stond hij zelfs 2 dagen bovenaan de Adelskalender, alvorens weer verstoten te worden door dezelfde Verkerk die hij net was gepasseerd. Hiermee is hij de schaatser die het kortst bovenaan de Adelskalender heeft gestaan. Thomassen is typisch een schaatser die de pech had dat er nog geen WK Sprint bestond gedurende het merendeel van zijn carriere; in 1970 pakte hij bij de eerste editie dan ook direct het brons.

49. Ivan Skobrev
Rusland, 2000-2014

Waarschijnlijk de man met de meest intense ogen van de lijst. Skobrev deed al een eeuwigheid mee in de marge, klaarblijkelijk zonder ooit echt heel hard zijn best te doen, want toen hij in 2010 eenmaal aan het horroregime van Marchetto werd onderworpen bleek ineens dat hij 1 van de beste schaatsers ter wereld was. Van 2010 tot en met 2013 haalde hij niet minder dan 7 afstandsmedailles op 1500 t/m 10, die op 2 zilveren na allemaal brons waren. Op de alloundtoernooien pakte hij 3 medailles waaronder, natuurlijk de 2 gouden medailles in het Kramerloze jaar van 2011. Hiermee werd hij de eerste Russische allroundkampioen sinds Sjepel, en voorlopig de laatste. Hij hield ook van het jetsetleven en heeft ook artisteke talenten, want hij won het Russische Dancing on Ice.

48. Viktor Kositsjkin
Rusland, 1959-1966

En we gaan direct door met de volgende Rus. Kositsjkin kwam op als een komeet. Bij zijn eerste deelname aan het WK in 1959 viel hij nog op de 500, waarna hij zich revancheerde met brons op de 10 km. Vervolgens toonde hij zich in zijn tweede profjaar tijdens de Olympische Spelen op de qua naamgeving onovertroffen locatie Squaw Valley: op de 5 versloeg hij de legendarische Knut Johannesen, die we pas veel later tegenkomen in de lijst, terwijl twee dagen later op de 10 de posities omgedraaid waren. De jaren daarna bevestigde hij zijn status door in 1961 Europees en in 1962 Wereldkampioen te worden. Als echte stayer kwamen al zijn afstandsmedailles op de lange afstanden, waarin hij dusdanig veel tijd kon pakken dat hij in totaal 5 keer een allroundpodium heeft mogen beklimmen. Zijn zwakke 500 kostte hem in 1961 de wereldtitel op 0,16 punt, wat de weg vrijmaakte voor Henk van der Grift om als eerste Nederlander sinds Coen de Koning wereldkampioen te worden.

47. Valeri Moeratov
Rusland, 1968-1978

Russen voldoende onderin de top 50, maar nu voor de verandering een keer een sprinter. Moeratov, geboren in schaatsstad Kolomna, was de grote man van de beginjaren van het WK Sprint. Hij won de eerste editie in 1970, met vooral een heel stabiel weekend: 3e, 5e, 4e, 3e. In 1973 won hij nog een keer en toen wist hij eindelijk ook één 500 meter te winnen. Dit was zijn enige afstandszege op een WK of Spelen. Verder waren er op de WK Sprint nog een zilveren en bronzen medaille en ladingen afstandsmedailles. Op de Spelen van '72 haalde hij brons op de 500, maar werd er nog geen 1000 gereden. Die was er 4 jaar later wel en toen haalde hij direct brons op die afstand, plus nog een zilveren 500 meter. In de tussentijd waren er ook nog 7 Medeowereldrecords op 500, 1000 en de sprintvierkamp. Was hij een paar jaar ouder geweest, dan had hij waarschijnlijk, net als Keiji Suzuki en Erhard Keller, zo 50 plekken lager gestaan door het missen van de WK Sprint en 1000 meter, maar Moeratov was precies op tijd om de eerste grote sprinter in het nieuwe tijdperk te worden.

46. Sverre Lunde Pedersen
Noorwegen, 2011-2024

Wat Bokko niet was gelukt zou supertalent Pedersen wel lukken: wereldkampioen allround worden. Na 2 dominante wereldtitels bij de junioren stond dat wel vast. De eerste jaren waren er vooral veel ereplaatsen, maar vanaf 2015 stroomden de medailles binnen. Op de 5 km in 2016 was er die supervlakke race, eindelijk een buitenlander die meekon met de Nederlanders. Maar 2018 was echt hét jaar. Op de Spelen was er op de 5 nog de pech van een paar duizendsten ten opzichte van Bloemen (toch brons) en op de 1500 was er de vermaledijde scheur in het ijs die Johansson met zijn val had veroorzaakt, maar het WK Allround was 1 grote zegetocht. Voor de goede sfeer ga ik het daarbij laten wat betreft dat toernooi. In 2019 was er dan eindelijk die wereldtitel door een fenomenale 5km in Inzell, maar eigenlijk was dat toernooi een laatste stuiptrekking en was zijn piek toen al achter de rug. In de jaren erna waren er nog extra allroundmedailles, waardoor hij in 2024 afzwaaide met 11 indivduele allround- en afstandsmedailles in totaal. En toch zal altijd dat gevoel blijven, wat als...
 
Pedersen is denk ik in 2024 gestopt. Verder grote dank voor de inzet.

Gevoelsmatig zou je inderdaad sommige schaatsers anders plaatsen
 
45. Piet Kleine
Nederland, 1971-1981

Kuiper, Van Helden en Kleine waren de 3 mannen die na het profworden van Schenk en Verkerk het Nederlandse gat moesten opvullen. En dat deden ze heel behoorlijk. Kleine was van deze 3 uiteindelijk het succesvolst. In 1973 en 1975 waren er al bronzen medailles op WK (met 3 afstandsmedailles!) en EK, maar 1976 was uiteindelijk hét jaar voor Piet. Zilver op de 5 in Innsbruck, goud op de 10 en goud op het WK Allround. In dat jaar waren er ook 4 wereldrecords: 2 maal de 5, de 10 en de grote vierkamp. Kleine had eigenlijk een wat te zwakke 500 voor de allroundtoernooien en met concurrentie van de S'en en Heiden was het allroundsucces daarna wel verleden tijd. Zijn stayersbloed bewees hij nog wel in 1980 door zilver te pakken op de 10, achter iemand waar ik nu even niet op kan komen. In 1981 won hij de 5 nog wel op het WK Allround en toen was zijn langebaancarriere afgerond. Als wielrenner was hij ook nog heel behoorlijk en als marathonrijder reed hij de Elfstedentocht nog uit (wat heet, hij werd 5e), alleen miste hij een stempel in Hindeloopen wat hem op een DQ kwam te staan. Zijn kruisje heeft hij in 2017 alsnog mogen ontvangen gelukkig.

44. Pavel Koelizjnikov
Rusland, 2015-heden

Dat Rusland een grote sprinttraditie heeft blijkt, want hier komen we de volgende tegen: Tsaar Pavel. Alle dopingperikelen laat ik even achterwege en we focussen op de resultaten die er wel waren. Na Sotsji leek het internationale schaatsen te zijn uitgespeeld met Nederland als definitieve winnaar. En toen was daar tijdens de eerste worldcup in Obihiro ineens een onbekende Rus met een naam die Dione, Herbert en Martin om onduidelijke redenen niet konden uitspreken (en deels nog steeds niet kunnen). Niet alleen ging hij op de 500 en 1000 alles winnen, hij was ook nog eens de ideale vijand voor de Nederlanders met bravoure, grote tatoeages, een kaalgeschoren hoofd en misschien nog wel meer opstootjes en controverse dan medailles. Het tegenovergestelde van de brave Smeekens en broertjes Mulder en het perfecte tegengewicht voor Nuis. De eerste schaatser die consequent rond de 34,5 wist te rijden op laagland, de eerste onder de 34 seconden, de eerste onder de 1.06 (in totaal 4 wereldrecords), en de eerste sinds Wotherspoon die zowel de 500 als de 1000 kon domineren. Drievoudig WK Sprint, drievoudig WK 500 meter en tweevoudig WK 1000 meter, plus nog een paar medailles. Maar vaak lukte het ook niet door motivatieproblemen en meerdere uitsluitingen om verschillende redenen. Door zijn relatief korte carriere mist hij de top 10 op de lijst van 500 en 1000 meterrijders net, met op beide afstanden een 11e plaats. Uiteindelijk pakte Koeli maar in 5 seizoenen punten voor de lijst, we komen pas veel later nog maar 1 andere rijder tegen die ook maar 5 seizoenen punten heeft. Wat iedereen ook van hem vindt, hij heeft na 2014 voor heel wat opschudding in het schaatsen gezorgd en dat kon de sport hoe dan ook goed gebruiken.

43. Denny Morrison
Canada, 2006-2018

Als miler in het tijdperk van Davis was het vechten om de overgebleven medailles, maar Morrison heeft de kansen gegrepen die er langskwamen. Als tweedejaars senior haalde hij in 2007 al zilver op de 1000 en brons op de 1500 en in de jaren die volgden zou hij in totaal nog 6 extra medailles pakken op het WK op deze afstanden, waaronder goud op de 1500 in 2008 en 2012. Hij leek de Spelen van 2014 te gaan missen tot Gilmore Junio zijn plek voor hem opofferde, wat een hele goede actie bleek te zijn, want in Sotsji haalde hij wederom zilver en brons. Daarmee was hij samen met Brodka de enige niet Nederlandse man met eremetaal. Op de 1000 scheelde het slechts 4 honderdste of hij had goud gehad. Als miler had hij niet veel te zoeken op de klassementstoernooien, maar hij reed ze toch vaak, zowel op de allround als de sprint, met redelijk wat top 8 plaatsen als resultaat. Hij was absoluut nog in topvorm toen hij vanaf de zomer van 2015 last kreeg van een hele reeks ongelukken en andere tegenslagen, waardoor zijn succesperiode voorbij was, maar Morrison zal al blij zijn dat hij überhaupt nog terug in het schaatsen wist te komen daarna. Al met al een zeer sympathieke schaatser die in 2008 ook nog een wereldrecord 1500 meter reed. Op de afstandslijsten van zowel 1000 als 1500 staat Morrison verdienstelijk 9e.

42. Chad Hedrick
VS, 2003-2010

Nog zo'n kleurrijke buitenlander die de Nederlandse hegemonie kwam doorbreken. Sinds Koss was het allrounden voornamelijk een Nederlandse aangelegenheid geweest en toen was daar ineens een 423-voudig wereldkampioen skeeleren die alles op een hoop reed. Een échte schaatser is hij eigenlijk nooit geworden, met een heel aantal DQ's tot gevolg, maar tussen die vreemde momenten door werd hij in 2004-2005 wel WK Allround, tweevoudig WK 5km, tweevoudig brons op de 10 en zilver op het WK Allround. De Spelen van 2006 waren zijn grote toernooi, met voor het 3e jaar op rij winst op de 5 kilometer en medailles op de 1500 en 10, maar het WK ging dat jaar mis door een klassieke DQ. Hij reed in totaal 7 wereldrecords, stond 2 jaar op nummer 1 op de Adelskalender en won in 2004 de Oscar. Na 2006 was de motivatie grotendeels weg, waardoor hij niet mee kon in het geweld van de nieuw opkomende Kramer, Bokko, Fabris en consorten. Nadat hij God had gevonden kon hij in 2010 wel nog een opmerkelijke prestatie leveren: brons op de 1000 in Vancouver, waarmee hij na Eric Heiden de enige man is met Olympische medailles op 1000 tot en met 10000 meter.

41. Ids Postma
Nederland, 1994-2004

Postma wordt in mijn ogen in 1 adem genoemd met Ritsma. Eind jaren '90, begin jaren '00 waren de hoogtijdagen van het Nederlandse allroundschaatsen en Postma was samen met Ritsma de vaandeldrager. Tijdens zijn debuut in 1994 werd Ids direct 2e op het WK Allround, waar hij uiteindelijk 2x won, 4x 2e werd en 1x 3e. Ook waren er medailles op het EK, waaronder een gouden in 1997. In tegenstelling tot het gros van de Nederlandse allrounders had Postma minder goede lange afstanden, maar hij wist toch een keer wereldkampioen 5 kilometer te worden. Op de 1500 was er meer succes met 2 keer goud, een zilveren medaille in Nagano '98 en een wereldrecord in 1997. In 1998 was er ook de wonderbaarlijke gouden medaille op de 1000, waarmee Postma in een rijtje staat met Heiden, Goeljajev en Davis als WK Allround met een Olympische titel op de 1000. Als echte allrounder waren er echter veel minder grote uitslagen of zelfs deelnames op het WK Afstanden dan op de allroundtoernooien. Op de lijst van allroundresultaten staat Postma zelfs 4e, terwijl hij op zijn beste afstand, de 1500, niet verder komt dan plek 18. Inmiddels is Postma 'gewoon' een Friese boer, met een vrouw die nog veel meer heeft gewonnen dan hij.
 
45. Valeri Moeratov
Rusland, 1968-1978

Russen voldoende onderin de top 50, maar nu voor de verandering een keer een sprinter. Moeratov, geboren in schaatsstad Kolomna, was de grote man van de beginjaren van het WK Sprint. Hij won de eerste editie in 1970, met vooral een heel stabiel weekend: 3e, 5e, 4e, 3e. In 1973 won hij nog een keer en toen wist hij eindelijk ook één 500 meter te winnen. Dit was zijn enige afstandszege op een WK of Spelen. Verder waren er op de WK Sprint nog een zilveren en bronzen medaille en ladingen afstandsmedailles. Op de Spelen van '72 haalde hij brons op de 500, maar werd er nog geen 1000 gereden. Die was er 4 jaar later wel en toen haalde hij direct brons op die afstand, plus nog een zilveren 500 meter. In de tussentijd waren er ook nog 7 Medeowereldrecords op 500, 1000 en de sprintvierkamp. Was hij een paar jaar ouder geweest, dan had hij waarschijnlijk, net als Keiji Suzuki en Erhard Keller, zo 50 plekken lager gestaan door het missen van de WK Sprint en 1000 meter, maar Moeratov was precies op tijd om de eerste grote sprinter in het nieuwe tijdperk te worden.

44. Pavel Koelizjnikov
Rusland, 2015-heden

Dat Rusland een grote sprinttraditie heeft blijkt, want hier komen we de volgende tegen: Tsaar Pavel. Alle dopingperikelen laat ik even achterwege en we focussen op de resultaten die er wel waren. Na Sotsji leek het internationale schaatsen te zijn uitgespeeld met Nederland als definitieve winnaar. En toen was daar tijdens de eerste worldcup in Obihiro ineens een onbekende Rus met een naam die Dione, Herbert en Martin om onduidelijke redenen niet konden uitspreken (en deels nog steeds niet kunnen). Niet alleen ging hij op de 500 en 1000 alles winnen, hij was ook nog eens de ideale vijand voor de Nederlanders met bravoure, grote tatoeages, een kaalgeschoren hoofd en misschien nog wel meer opstootjes en controverse dan medailles. Het tegenovergestelde van de brave Smeekens en broertjes Mulder en het perfecte tegengewicht voor Nuis. De eerste schaatser die consequent rond de 34,5 wist te rijden op laagland, de eerste onder de 34 seconden, de eerste onder de 1.06 (in totaal 4 wereldrecords), en de eerste sinds Wotherspoon die zowel de 500 als de 1000 kon domineren. Drievoudig WK Sprint, drievoudig WK 500 meter en tweevoudig WK 1000 meter, plus nog een paar medailles. Maar vaak lukte het ook niet door motivatieproblemen en meerdere uitsluitingen om verschillende redenen. Door zijn relatief korte carriere mist hij de top 10 op de lijst van 500 en 1000 meterrijders net, met op beide afstanden een 11e plaats. Wat iedereen ook van hem vindt, hij heeft na 2014 voor heel wat opschudding in het schaatsen gezorgd en dat kon de sport hoe dan ook goed gebruiken.

43. Denny Morrison
Canada, 2006-2018

Als miler in het tijdperk van Davis was het vechten om de overgebleven medailles, maar Morrison heeft de kansen gegrepen die er langskwamen. Als tweedejaars senior haalde hij in 2007 al zilver op de 1000 en brons op de 1500 en in de jaren die volgden zou hij in totaal nog 6 extra medailles pakken op het WK op deze afstanden, waaronder goud op de 1500 in 2008 en 2012. Hij leek de Spelen van 2014 te gaan missen tot Gilmore Junio zijn plek voor hem opofferde, wat een hele goede actie bleek te zijn, want in Sotsji haalde hij wederom zilver en brons. Daarmee was hij samen met Brodka de enige niet Nederland met eremetaal. Op de 1000 scheelde het slechts 4 honderdste of hij had goud gehad. Als miler had hij niet veel te zoeken op de klassementstoernooien, maar hij reed ze toch vaak, zowel op de allround als de sprint, met redelijk wat top 8 plaatsen als resultaat. Hij was absoluut nog in topvorm toen hij vanaf de zomer van 2015 last kreeg van een hele reeks ongelukken en andere tegenslagen, waardoor de succesperiode voorbij was, maar Morrison zal al blij zijn dat hij überhaupt nog terug in het schaatsen wist te komen daarna. Al met al een zeer sympathieke schaatser die in 2008 ook nog een wereldrecord 1500 meter reed. Op de afstandslijsten van zowel 1000 als 1500 staat Morrison verdienstelijk 9e.

42. Chad Hedrick
VS, 2003-2010

Nog zo'n kleurrijke buitenlander die de Nederlandse hegemonie kwam doorbreken. Sinds Koss was het allrounden voornamelijk een Nederlandse aangelegenheid geweest en toen was daar ineens een 423-voudig wereldkampioen skeeleren die alles op een hoop reed. Een échte schaatser is hij eigenlijk nooit geworden, met een heel aantal DQ's tot gevolg, maar tussen die vreemde momenten door werd hij in 2004-2005 wel WK Allround, tweevoudig WK 5km, tweevoudig brons op de 10 en zilver op het WK Allround. De Spelen van 2006 waren zijn grote toernooi, met voor het 3e jaar op rij winst op de 5 kilometer en medailles op de 1500 en 10, maar het WK ging dat jaar mis door een klassieke DQ. Hij reed in totaal 7 wereldrecords, stond 2 jaar op nummer 1 op de Adelskalender en won in 2004 de Oscar. Na 2006 was de motivatie grotendeels weg, waardoor hij niet mee kon in het geweld van de nieuw opkomende Kramer, Bokko, Fabris en consorten. Nadat hij God had gevonden kon hij in 2010 wel nog een opmerkelijke prestatie leveren: brons op de 1000 in Vancouver, waarmee hij na Eric Heiden de enige man is met Olympische medailles op 1000 tot en met 10000 meter.

41. Ids Postma
Nederland, 1994-2004

Postma wordt in mijn ogen in 1 adem genoemd met Ritsma. Eind jaren '90, begin jaren '00 waren de hoogtijdagen van het Nederlandse allroundschaatsen en Postma was samen met Ritsma de vaandeldrager. Tijdens zijn debuut in 1994 werd Ids direct 2e op het WK Allround, waar hij uiteindelijk 2x won, 4x 2e werd en 1x 3e. Ook waren er medailles op het EK, waaronder een gouden in 1997. In tegenstelling tot het gros van de Nederlandse allrounders had Postma minder goede lange afstanden, maar hij wist toch een keer wereldkampioen 5 kilometer te worden. Op de 1500 was er meer succes met 2 keer goud, een zilveren medaille in Nagano '98 en een wereldrecord in 1997. In 1998 was er ook de wonderbaarlijke gouden medaille op de 1000, waarmee Postma in een rijtje staat met Heiden, Goeljajev en Davis als WK Allround met een Olympische titel op de 1000. Als echte allrounder waren er echter veel minder grote uitslagen of zelfs deelnames op het WK Afstanden dan op de allroundtoernooien. Op de lijst van allroundresultaten staat Postma zelfs 4e, terwijl hij op zijn beste afstand, de 1500, niet verder komt dan plek 18. Inmiddels is Postma 'gewoon' een Friese boer, met een vrouw die nog veel meer heeft gewonnen dan hij.
Er zijn meerdere schaatsers met Olympische medailles op 500/1500/5000/10000 (toen de 1000 nog niet verreden werd), waarvan twee in 1924.
 
44. Pavel Koelizjnikov
Rusland, 2015-heden

De eerste schaatser die consequent rond de 34,5 wist te rijden op laagland,
Het verschil is inderdaad indrukwekkend. Na seizoen 13-14 was er zes keer onder de 34.6 gereden op zeeniveau: 2x Wotherspoon, 2x R. Mulder, 1x M. Mulder en 1x Smeekens. En toen kwam Kulizhnikov die in 14-15 direct 34.38, 34.54, 34.56, 34.58, 34.62, 34.63, 34.68, en 34.71 rijdt, en het volgende seizoen nog een keer 34.42, 34.48, 34.52, 34.60, 34.63, en 34.71.

En natuurlijk hetzelfde op hoogte. Na Wotherspoons superseizoen in 07-08 kwam er in de komende zeven seizoen maar één verandering in de top 10 snelste tijden, en dat was 34.21 van Kato in 12-13. In november 2015, toen Kulizhnikov voor het eerst op hoogte kwam, reed hij direct de 1e, 2e, 5e, en 7e tijd ooit in slechts 10 dagen tijd. Hij verbrak toen ook het oude ronderecord van Wotherspoon door de 24.32 met 0.01 seconde te verbreken en daarmee de eerste 33er ooit te rijden.
 
40. Jan Egil Storholt
Noorwegen, 1973-1981

Toen een grote groep toppers na 1972 de professionele toer op ging kwam er ineens veel ruimte voor nieuwe rijders. Eén van die nieuwe rijders was Jan Egil Storholt, die al 24 was toen hij in 1973 zijn eerste WK reed. Een andere reden voor dat late debuut is een zwaar ongeluk in een mijn in 1969, waarna de prognose van de artsen was dat Storholt nooit meer zou kunnen schaatsen (die hebben we vaker gehoord natuurlijk). Sten Stensen was er toen al even en Sjobrend en Stenshjemmet kwamen iets later op, om uiteindelijk de legendarische 4 S'en te vormen, waarvan we er later in de lijst nog 1 tegenkomen. Storholt toonde in 1973 direct zijn talent door 3e te worden op de 1500, maar qua allround waren zijn eerste jaren verder helemaal niet zo succesvol met enkel lage top 10 noteringen. In 1976 stootte hij pas echt door naar de wereldtop met de Olympische Titel op de 1500 en brons op het EK. In de jaren die volgden zou Storholt de beste allrounder ter wereld zijn geweest, ware het niet dat Eric Heiden ook nog bestond. Hij pakte tussen 1977 en 1979 3x op rij zilver op het WK en op het EK pakte hij tussen 1976 en 1980 2x goud, 1x zilver en 2x brons. Daarbij was de 1500 altijd zijn grootste kracht, waarop hij nog vele afstandsmedailles scoorde, wat hem een 10e plek oplevert op de lijst voor die afstand. Na in 1980 afwezig te zijn geweest op het WK en wat teleurstellende Spelen, kwam hij in 1981 nog een keer terug voor een bronzen medaille op het WK, waarmee hij dus 4 deelnames op rij een medaille haalde. In 1977 en 1978 stond hij nog 2 periodes van in totaal 30 dagen bovenaan de Adelskalender, te danken aan een Medeowereldrecord 1500 meter en Grote vierkamp.

39. Fred Anton Maier
Noorwegen, 1960-1970

Nog een Noor, ditmaal weer eentje uit het tijdperk van Ard en Keessie. De meeste Noren die hen uitdaagden, Per Ivar Moe, Dag Fornaess, Roar Gronvold, hadden zeer korte carrières, maar Maier was meer een constante factor in de jaren '60. Hij was een echte stayer, die pas bij zijn 8e deelname aan het WK Allround zijn eerste medaille (of zelfs top 5 notering) pakte: brons in 1967. In de tussentijd had hij al wel ladingen aan topnoteringen op de langste afstanden én olympisch zilver op de 10 en brons op de 5 in Innsbruck. Zijn eerste wereldrecord reed hij op de 5 in 1965 en toen het seizoen van 1968 aanbrak had hij al 4 wereldrecords achter zijn naam (op de 5, 10 en vierkamp). En toen kwam dus het seizoen van 1968. 7 wereldrecords, Europees kampioen allround, Wereldkampioen allround, Olympisch kampioen op de 5 en zilver op de 10 (op 3 tienden van kampioen Höglin) en als kers op de taart de Oscar. In de jaren daarna was de koek op; in 1970 reed Maier zijn laatste NK. Maier was nooit een veelwinnaar, maar wel 1 van de beste stayers gedurende de jaren '60 (op de afstandslijst van de 5 km staat hij 9e), die zijn uithoudingsvermogen nog eens extra onderstreepte met 2 bronzen medailles op het Noors kampioenschap tijdrijden.

38. Leo Visser
Nederland, 1985-1992

Halverwege de jaren '80 stond het Nederlandse schaatsen er vrij slecht voor, met 0 medailles op de Spelen van 1984 als historisch dieptepunt. En toen waren er ineens 2 jongens uit Haastrecht die het Vaderland kwamen redden: Hein Vergeer en Leo Visser. Vergeer was in eerste instantie de betere, maar door blessures aan zijn kant was het uiteindelijk Visser met de succesvollere carrière. Visser haalde zijn eerste internationale medailles pas in 1988, maar eigenlijk was hij in 1987 al absolute wereldtop, met winst op de 5 km in een WR en zilver op de 10 (achter Karlstad). Door een totaal verprutste 500 en 1500 meter kwam hij toen nog niet verder dan plek 4 in het klassement. En passant reed hij in dat seizoen nog wel een wereldrecord op de 3 en 5 km. In 1988 was dat helemaal anders en won hij zilver op EK en WK, zilver op de Olympische 5 (op slechts 0,35 van Gustafson) en brons op de Olympische 10. Waren eerst de lange afstanden zijn grote kracht, hierna kon hij ineens ook mee op het kortere werk. Hierdoor won hij in 1989 niet alleen het EK, maar ook zijn enige wereldtitel, na afstandszeges op 5 én 1500. Toen kwam het schaatsen op een wat lager pitje staan, mede door zijn pilotenopleiding, maar Visser wilde toch wel heel graag die Olympische titel. Nadat hij op de 5 kilometer op 5 seconde van Karlstad was gestrand op brons, was er 3 dagen later de ideale kans op de 1500. Daar moest hij met 5, respectievelijk 9 honderdste echter zijn meerdere erkennen in Sondral en Koss, voor wederom brons.

NB. Hier nog even een mooi moment voor een korte uitleg van de methodiek. Hoewel ook Visser geen veelwinnaar was en hij ook geen mega lange carrière had, staat hij toch boven mannen als Postma en Hedrick. Al zijn afstandsmedailles in niet-olympische jaren tellen echter mee als een medaille op een WK Afstanden, waardoor hij in deze systematiek in totaal 4 "titels" en 12 medailles heeft. Bijvoorbeeld Postma heeft wel ladingen allroundmedailles, maar vrij weinig prestaties op het WK Afstanden, dat in zijn tijd al wel gereden werd. Puur naar de Wikipediatabel turend lijkt Visser geen giga-erelijst te hebben, maar hij was een tijd lang 1 van de beste langeafstandsrijders ter wereld en hij pakte ook nog een totaal van 4 Olympische medailles. Iets wat zeker in een tijd dat Olympische medailles voor Nederlanders vrij zeldzaam waren bijzonder was.

37. Carl Verheijen
Nederland, 1995-2010

Ook Verheijen was al 24 toen hij voor het eerst meedeed aan een WK. Toen kwam hij niet verder dan plek 11 op de 10 en ook het jaar daarna was dat de uitkomst. Vanaf 2001 startte echter een reeks van 5 wereldkampioenschappen afstanden waarin op zowel de 5 als de 10 een medaille werd gepakt, met goud op de 10 in 2001 en 2004. Tussen die WK's zaten echter ook twee Olympische Spelen, waarop het veel minder goed wilde lukken, met alleen een bronzen medaille op de 10. Als echte stayer (hij staat 9e op de afstandslijst 10 km) waren de allroundtoernooien ook lastiger. Het EK wilde nog wel met 4 medailles, maar op het WK kwamen er nog een paar Amerikanen tussen, waardoor Verheijen uiteindelijk alleen 2 bronzen plakken pakte in 2004 en 2007. Hij reed ook nog een wereldrecord op de 10 tijdens die legendarische worldcup in Heerenveen. Hij had nooit echt de kampioensuitstraling en stond hij eerst in de schaduw van de generatie voor hem, daarna stond hij ineens in die van de jongere Kramer. Met Kramer had Verheijen wel gemeen dat hij in ieder geval uit de schaduw van 1 iemand was gestapt: zijn vader. Voor mij zal hij verder altijd de hoofdpersoon zijn in 1 van mijn oudere en meest bizarre schaatsherinneringen: Verheijen die op het EK van 2006 tijdens het uitglijden een al klaar staande Uytdehaage omver schaatst.

36. Hilbert van der Duim
Nederlander, 1978-1985

Nederlandse allrounders genoeg in de lijst, maar door het tijdperk Heiden en de 4 S'en was Nederlands allroundsucces in de tweede helft van de jaren '70 een zeldzaamheid geworden. In 1981 waren die echter allemaal gestopt en toen was er ruimte voor Van der Duim om de dominantste allrounder te worden. Die potentie toonde hij al in 1980 door de onverslaanbare Heiden te verslaan op het WK in Thialf, al dan niet doordat de ijsmeester het dweilschema had gemanipuleerd. In de jaren die volgden zou Van der Duim nog een keer wereldkampioen worden, 2 keer Europees kampioen en nog 4 andere allroundmedailles pakken. De meeste afstandsmedailles waren er op de 5, maar hij was geen echte stayer, want ook op de 1500 waren er genoeg goede uitslagen (vaak tijdens slecht weer). Door dat milersbloed kon hij ook op de 1000 goed mee, wat hem in 1983 ook nog een medaille op de WK Sprint opleverde. Er waren echter ook veel momenten dat het Hilbert niet lukte, mede door valpartijen, misrekeningen over de afstand en andere fratsen. Op de Olympische spelen werden nooit medailles gehaald, maar dat Van der Duim heel allround was liet hij in 1984 wel zien door op 1000 t/m 10 top 10 te rijden. Daarna werd hij marathonrijder, met een werelduurrecord, een Nederlandse titel en een 8e plaats, met alle benodigde stempels, in de Elfstedentocht.
 
Laatst bewerkt:
Voor mij zal hij verder altijd de hoofdpersoon zijn in 1 van mijn oudere en meest bizarre schaatsherinneringen: Verheijen die op het EK van 2006 tijdens het uitglijden een al klaar staande Uytdehaage omver schaatst.
Dit is precies mijn oudste herinnering van het schaatsen, of althans het schaatsenkijken. Ik kan me herinneren dat ik op de basisschool als er ijs lag en we over het schoolplein gingen "schaatsen" in de pauze ik wel eens Wennemarcel werd genoemd. Dat moet ergens in groep 4 ofzo zijn geweest, en dat was dan rond 2004, de hoogtijdagen van Wennemars. Ik zal dus toen ook al wel eens schaatsen hebben gezien maar ik kan me dat niet herinneren.

Ik dacht heel lang dat mijn oudste schaatskijkherinnering de OS 2006 was toen we op vakantie waren in Hellevoetsluis, tot ik erachter kwam dat deze hoofd-in-rug aanrijding bij het EK een maand eerder was.
 
@Asterisk
Mooie overzichten en karakterschetsen! Wij als schaatsforum hebben genoeg kennis in huis om de Wikipedia-pagina’s van schaatsers fors uit te laten dijen. Maar hier schrijven op het forum is ongedwongener, zonder format, gewoon lekker over schaatsen schrijven.

Kleine correctie: Verheijen reed ook podium op het WK allround 2007.
 
@Asterisk
Mooie overzichten en karakterschetsen! Wij als schaatsforum hebben genoeg kennis in huis om de Wikipedia-pagina’s van schaatsers fors uit te laten dijen. Maar hier schrijven op het forum is ongedwongener, zonder format, gewoon lekker over schaatsen schrijven.

Kleine correctie: Verheijen reed ook podium op het WK allround 2007.

Dank, aangepast! De stukjes van de recentere rijders doe ik grotendeels uit mijn hoofd (fijn dat mijn herinnering over Koelizjnikov met feiten geboekstaafd kon worden door Marcel), maar voor de rest is Google/Wikipedia wel mijn grote vriend hoor ;).

Dit weekend wordt overigens een schaats-kijk-weekend, niet een schaats-schrijf-weekend, dus waarschijnlijk komt de volgende update maandag. En alvast een kleine teaser, daarin zullen 2 landen worden vertegenwoordigd die we nog niet eerder hebben zien langskomen. Spanning en sensatie!
 
35. Tomas Gustafson
Zweden, 1978-1992

In de 2e helft van de jaren '70 waren het de broertjes Granath die de Zweedse eer hooghielden op de sprintafstanden, maar qua allrounden was het al een tijdje stil, toen Tomas Gustafson het WK Junioren won in 1979 én 1980. In het decennium dat volgde zou Gustafson 1 van de absolute topstayers blijven, die ook in het allrounden zijn hoogtepunten kende. Gustafson had al enkele ereplaatsen verzameld op EK en WK toen hij in 1982 met goud op het EK zijn eerste grote prijs pakte. In datzelfde jaar reed hij het wereldrecord op de 10. In 1983 won hij de 10 kilometer op het WK, wat hem naar het beste puntentotaal bracht, maar doordat Larssen al de 3 voorgaande afstanden had gewonnen kreeg Gustafson slechts het zilver, wat uiteindelijk de enige keer zou zijn dat hij het eindpodium mocht beklimmen op het WK. In de jaren die volgden zouden nog meerdere EK medailles volgen, maar zouden het toch vooral de stayersafstanden zijn waar Gustafson furore maakte. In 1984 haalde hij eerst goud op de 5 met 2 honderdsten voorsprong op Malkov, waarna hij op de 10 met 5 honderdsten verloor van diezelfde Malkov. In 1988 was hij op de top van zijn kunnen met winst op beide afstanden in Calgary voor Visser (5) en Hadschieff (10). Op die 10 kilometer reed hij zijn 2e wereldrecord en dat jaar pakte Gustafson ook nog goud op het EK. Hij bleef tot 1992 schaatsen, maar haalde nooit meer de grootste prijzen. Doordat hij grote perioden van zijn carrière last had van blessures en motivatieproblemen heeft hij uiteindelijk minder gewonnen dan wellicht mogelijk was geweest, maar zijn erelijst is toch aanzienlijk met ook nog 2 Oscars en een plaats naast Kramer als enige schaatsers die hun Olympische Titel op de 5 wisten te verdedigen. Gelukkig heeft hij met Nils van der Poel uiteindelijk toch nog een serieuze opvolger gekregen als Zweedse kampioen.

34. Jonny Nilsson
Zweden, 1962-1968

De carrière van Nilsson was kort, maar zeer krachtig. Gedurende de jaren '60 was hij 1 van de beste stayers, die bij momenten ook op de allround hoge ogen kon gooien. Hij was nog junior toen hij in 1962 de 10 kilometer al won op het WK Allround en in zijn eerste jaar als senior won hij zelfs al het eindklassement met meer dan een punt voorsprong op Johannesen en winst en wereldrecords op de 5 én de 10 en de vierkamp. Dat jaar won hij uiteraard ook de Oscar en in deze periode stond hij bijna een jaar lang bovenaan de Adelskalender. Tot en met 1966 zou hij vervolgens elk jaar medailles pakken op de langste afstanden op het WK Allround en won hij in 1964 ook het goud op de Olympische 10 kilometer met maar liefst 16 seconden voorsprong op Fred Anton Maier. Na 1966 ging het echter snel achteruit met zijn resultaten en in 1968 stopte hij al op 25 jarige leeftijd. Hij was wel een echte bekende Zweed met een eigen talkshow en in 1972 werd hij de grote aanjager van het mislukte experiment met een professioneel schaatscircuit. In een periode dat het allrounden nog de maat der dingen was, was Nilsson al een pure stayer, die ondanks zijn korte carrière toch op plek 10 terecht is gekomen op de afstandslijst voor de 10 kilometer.

33. Jan Bos
Nederland, 1994-2011

Na al die stayers is het weer eens tijd voor een sprinter. Volgens alle verhalen was Jan Bos een groot stylist (met Wennemars als concurrent valt dat natuurlijk al snel op), maar Bos was daarnaast ook vooral heel succesvol. 1998 was zijn echte doorbraakjaar, waarin hij als eerste Nederlander ooit wereldkampioen sprint werd en en passant 3 afstanden won. Op de Spelen werd hij op de 1000 echter verras dor Postma, waardoor hij genoegen moest nemen met zilver. 4 jaar later was de uitslag hetzelfde, maar het gat naar winnaar Van Velde veel groter. Tussendoor wist hij in 1999 nog wel goud te pakken op de 1000 tijdens het WK Afstanden en enkele andere medailles te verzamelen op WK's. Daarna werden de resultaten echter snel minder en op een opleving in 2005 (zilver op de 1000) en 2006 (brons op de sprint) na, zou hij nooit meer de echte wereldtop bestormen. De 1000 is altijd met afstand zijn beste afstand geweest met 2 wereldrecords en een 5e plek op de afstandslijst. Naast een ontzettend lange en succesvolle schaatscarrière was Jan Bos ook nog een zeer verdienstelijk wielrenner, die samen met broer Theo en Teun Mulder meedeed aan de Spelen van 2004 op de teamsprint, waarmee hij 1 van de weinigen is met deelnames aan zomer en winterspelen.

32. Uwe-Jens Mey
Duitsland, 1983-1992

Oost-Duitsland was natuurlijk de absolute alleenheerser bij de vrouwen in de jaren '80, maar bij de mannen heeft Duitsland nooit op die manier een vuist kunnen maken. Toch werd de Duitse eer meer dan hoog gehouden door supersprinter Uwe-Jens Mey. De hoogst genoteerde Duitser in de ranglijst kon ontzettend hard openen en was dan ook voornamelijk onverslaanbaar op de 500 meter. Hij haalde in 1988 zijn eerste medailles met goud (in wereldrecordtijd) en zilver op de 500 en 1000 en zilver op het WK Sprint. In de jaren die volgden zou hij de absolute alleenheerser blijven op de 500 meter. Tot en met 1992 verloor hij zo goed als nooit op die afstand, wat in 1992 ook leidde tot een 2e opeenvolgende olympische titel (tot op heden is hij de laatste die het lukte zijn titel op de 500 te verdedigen) en een 2e wereldrecord. De 1000 wilde een stuk minder goed lukken en hoewel hij ook op die afstand wel vele worldcups won zat Zjelezovski hem op de WK's toch voortdurend dwars. Hierdoor wist hij uiteindelijk nooit wereldkampioen sprint te worden en moest hij zich uiteindelijk tevreden stellen met 3 zilveren medailles op de vierkamp. Op de afstandslijst voor de 500 meter bezet hij de 3e plek, achter 2 schaatsers die we later nog tegen gaan komen.

31. Adne Sondral
Noorwegen, 1989-2002

Sondral was gedurende de jaren '90 dé supermiler. Hij pakte in 1990 voor het eerst zilver op de 1500 op het WK Allround. Sondral was zijn tijd eigenlijk ver vooruit, want hij focuste zich dusdanig op de 1000 en de 1500 dat hij in de vierkampen nooit in de buurt is gekomen van het eindpodium. Aan het begin van zijn carrière moest hij het daarom hebben van de Spelen, en met succes, want in 1992 hoefde hij alleen Koss voor zich te dulden op de 1500, waar hij strandde op 4 honderdsten. In 1994 kwam hij vervolgens tekort voor een medaille, maar vanaf 1996 begonnen de echte hoogtijdagen van Sondrals carrière. Vanaf het eerste WK Afstanden van 1996 tot en met 2002 pakte hij 7 jaar op rij medailles op de 1500 meter (de langste aaneegesloten medaillereeks op die afstand, wat hem richting een 2e plek op de afstandslijst 1500 brengt), waaronder goud op de Spelen van 98 en het WK van 2001 en brons op de Spelen van 2002. In die periode won hij ook de 1000 in 1997 en 2000 en pakte hij nog meerdere andere medailles op die afstand. In 1998 reed hij en passant 2 wereldrecords en won hij de Oscar. In deze jaren lag het Noorse allrounden bijna volledig op zijn gat en was Sondral er eigenhandig verantwoordelijk voor dat het grote Noorwegen nog terug te vinden was in de medaillespiegels. Als echte afstandsspecialist was hij sterk in het nadeel op de vierkamptoernooien, dus de invoering van het WK Afstanden kwam voor hem precies op tijd om zijn carrière te kunnen afsluiten met wagonladingen medailles.
 
Jan Bos heeft ook ooit een onofficieel wereldrecord gereden op de 1500 meter. Officieel was het Postma die op 29 november 1997 als eerste onder de 1 minuut en 50 seconden reed met 1:49.81, maar dat was toen lang niet de snelste tijd. Wennemars reed in de zomer al 1:49.89, en Neal Marshall reed op 15 november dezelfde tijd als Postma zou doen twee weken later. Maar, één dag voor Postma reed Jan Bos in Calgary bij de voorloper van de Can-Am International al een magische tijd van 1:48.68, ruim een seconde sneller dan Postma zou doen.

Ook de wereldrecords van Kevin Overland een aantal uur na Postma (1:49.07) en die van Ritsma bij de NK afstanden in december (1:48.88) komen daar niet aan. Het is pas bij de Olympische Spelen dat het verbroken wordt, en wel door niemand anders dan een andere schaatser in deze post: Adne Sondral met 1:47.87.
 
Back
Top