Dat is gewoon heel moeilijk te vergelijken, omdat je dan eerst een objectieve methode moet hebben om een allroundtitel met een Olympische medaille te vergelijken en daar zullen altijd mensen het mee oneens zijn. Zo kan je als argument aanvoeren dat er meer matige/onbekende schaatsers zijn met een Olympische medaille dan matige/onbekende schaatsers met een medaille op het WK allround. Andersom is een Olympische medaille een internationaal begrip en voor velen het hoogste doel.
Ook zijn er nieuwe toernooien (WK afstanden, Wereldbeker, CK allround Amerika) en disciplines (Team Pursuit) bijgekomen. Als je puur het aantal titels gaat tellen dan is dat in het nadeel van de schaatsers van vroeger, maar als je bijvoorbeeld Kramers resultaten op de WK afstanden of de Team Pursuit zomaar wegstreept, dan doe je hem weer te kort, omdat met meerdere toernooien en disciplines, de focus en energie ook verdeeld wordt over die wedstrijden.
Heiden won drie jaar achter elkaar het WK allround én het WK sprint en vervolgens op de Olympische Spelen vijf gouden medailles in één editie. Je zou ook kunnen zeggen dat er toen blijkbaar te weinig concurrentie was. De namen die Heiden op de OS 1980 voor bleef waren nou ook niet de grootste schaatsers in de geschiedenis, veelal zijn ze tegenwoordig bekender als coach of vader (Peter Mueller, Jarle Pedersen, Yep Kramer)
Ik acht het voor de Winterspelen van 2014 fysiologisch (bijna) onmogelijk om zowel de 500 als de 10000 meter te winnen. De concurrentie van Japanners en Koreanen met extreme sprintvezels op de korte afstanden en types als Bergsma met een ongekend duurvermogen op de lange afstanden zorgen er gewoon voor dat iemand wel moet kiezen...