Vandaag zijn de Paralympische Spelen begonnen. En eerlijk gezegd willen de Paralympics voor mij niet echt als topsport voelen, hoewel ik alle respect heb voor hoe hard de paralympische atleten werken om hun doel te halen. Als voorbeeld om mijn gevoel te ondersteunen haal ik even de 100 en 200 meter atletiek voor dames aan, dat is de sport van Nederlands bekendste paralympisch atlete ("blade babe" Marlou van Rhijn) en ook de sport van een van Nederlands bekendste valide atleten (Dafne Schippers).
Schippers moet de hele wereld verslaan op de 100 en 200 meter. Wereldwijd zijn er honderden miljoenen vrouwen die wel eens hardlopen, en wil je olympisch kampioen worden moet je ze allemaal verslaan. De verschillen zijn dan ook klein, op de 100 meter in Rio was Schippers 5e in een tijd (10,90-10,71)/10,71 = 1,8% langzamer dan de winnares. Op de 200 meter in Rio was het verschil tussen nummer 1 en 5 (22,31-21,78)/21,78 = 2,4%.
Op de Paralympische Spelen (we kijken even naar Londen, omdat er nog geen uitslagen van Rio zijn) wordt er op de 100 en 200 meter in verschillende categorieën gelopen. De 100 meter wordt in 14 categorieën gelopen en de 200 meter in 11. Wereldwijd zijn er natuurlijk minder gehandicapten dan validen en het percentage van die gehandicapten dat aan sport doet ligt ook lager, en dan zijn er nog die categorieën. Je hoeft dus niet de hele wereld te verslaan, maar een heel klein select groepje van mensen met vrijwel exact dezelfde handicap als jij. Op de 100 meter zijn er T11 (blind), T12 (erg slechtziend), T13 (beetje slechtziend), T34 (rolstoel), T35 (hersenverlamming en ondersteuning nodig), T36 (hersenverlamming en geen ondersteuning nodig), T37 (eenzijdige hersenverlamming), T38 (milde hersenverlamming), T42 (mist één been boven de knie), T43/T44 (mist één of twee benen onder de knie), T46 (mist één arm), T52 (rolstoel met dwarslaesie en gehinderde armen), T53 (rolstoel met dwarslaesie en goed gebruik armen) en T54 (rolstoel met dwarslaesie laag in de rug). De verschillen zijn ook groter, van de 25 events 100 en 200 meter dames in Londen heb ik steeds het verschil tussen de nummer 1 en de nummer 5 uitgerekend. Het kleinste verschil was 2,1% (100m, T37, winnares: 14,08, nummer vijf: 14,37) en het grootste verschil 18,1% (200m, T34, winnares: 31,90, nummer vijf: 37,68), gemiddeld 7,8% en mediaan 7,9%. Dat zijn gewoon significant grotere gaten wat er alleen op kan wijzen dat het topsportniveau lager ligt.