RodyTur10
Well-Known Member
Om even in te haken op de posts van EenBrabander over het niveau van de 5000m. Laten we even de tijden erbij pakken van een aantal jaar geleden om te zien hoe snel er eigenlijk gereden is. Om precies te zijn de OS van Salt Lake City in 2002. Tijdens deze OS werden namelijk nieuwe wereldrecords gereden en braken grenzen.
Op de 5000m heren in 2002 reden er twee schaatsers onder het oude wereldrecord van Romme (net zoals bij de dames er twee schaatsters onder het oude record van Niemann doken), dus redelijk vergelijkbaar.
Toen in 2002 op een hooglandbaan werden door de mannen de volgende tijden gereden:
< 6.10 = 0
6.10 - 6.15 = 1
6.15 - 6.20 = 1
6.20 - 6.25 = 4
6.25 - 6.30 = 8
6.30 - 6.35 = 9
Nu in 2018 op een laaglandbaan zijn de tijden als volgt verdeeld:
< 6.10 = 1 (+1)
6.10 - 6.15 = 6 (+5)
6.15 - 6.20 = 7 (+6)
6.20 - 6.25 = 4
6.25 - 6.30 = 1 (-7)
6.30 - 6.35 = 3 (-6)
Bij de vrouwen werden in Salt Lake City de volgende verdeling van tijden op de klok gezet (natuurlijk minder deelnemers en er waren valpartijen):
< 6.45 = 0
6.45 - 6.50 = 2
6.50 - 6.55 = 1
6.55 - 7.00 = 3
7.00 - 7.05 = 1
7.05 - 7.10 = 4
Als de dames dezelfde vooruitgang hebben geboekt als de heren dan zouden we ongeveer de volgende verdeling van tijden bij de 5000m dames mogen verwachten:
< 6.45 = 1 (+1)
6.45 - 6.50 = 4 (+2)
6.50 - 6.55 = 5 (+4)
6.55 - 7.00 = 3
7.00 - 7.05 = 1
7.05 - 7.10 = 2 (-2)
Dit lijkt niet in de lijn van de verwachting op basis van de gereden seizoenstijden en de tijden van de WK Afstanden van vorig jaar, waar slechts 2 schaatsters onder de 6.55 gingen en verder nog 5 een tijd reden van 6.55-7.00. Tenzij de vrouwen toch in de buurt komen van deze verdeling van tijden, moet de conclusie zijn dat de mannen in de top en de breedte zéér goed hebben gereden óf dat het niveau bij de vrouwen zo extreem laag is dat medailles eigenlijk nauwelijks waarde hebben. Sterker nog, als Sáblikova met een vergelijkbare tijd zou winnen als vorig jaar dan is ze qua niveau eigenlijk een subtopper zoals Patrick Beckert (10e op 5km in 6.17) bij de mannen.
Op de 5000m heren in 2002 reden er twee schaatsers onder het oude wereldrecord van Romme (net zoals bij de dames er twee schaatsters onder het oude record van Niemann doken), dus redelijk vergelijkbaar.
Toen in 2002 op een hooglandbaan werden door de mannen de volgende tijden gereden:
< 6.10 = 0
6.10 - 6.15 = 1
6.15 - 6.20 = 1
6.20 - 6.25 = 4
6.25 - 6.30 = 8
6.30 - 6.35 = 9
Nu in 2018 op een laaglandbaan zijn de tijden als volgt verdeeld:
< 6.10 = 1 (+1)
6.10 - 6.15 = 6 (+5)
6.15 - 6.20 = 7 (+6)
6.20 - 6.25 = 4
6.25 - 6.30 = 1 (-7)
6.30 - 6.35 = 3 (-6)
Bij de vrouwen werden in Salt Lake City de volgende verdeling van tijden op de klok gezet (natuurlijk minder deelnemers en er waren valpartijen):
< 6.45 = 0
6.45 - 6.50 = 2
6.50 - 6.55 = 1
6.55 - 7.00 = 3
7.00 - 7.05 = 1
7.05 - 7.10 = 4
Als de dames dezelfde vooruitgang hebben geboekt als de heren dan zouden we ongeveer de volgende verdeling van tijden bij de 5000m dames mogen verwachten:
< 6.45 = 1 (+1)
6.45 - 6.50 = 4 (+2)
6.50 - 6.55 = 5 (+4)
6.55 - 7.00 = 3
7.00 - 7.05 = 1
7.05 - 7.10 = 2 (-2)
Dit lijkt niet in de lijn van de verwachting op basis van de gereden seizoenstijden en de tijden van de WK Afstanden van vorig jaar, waar slechts 2 schaatsters onder de 6.55 gingen en verder nog 5 een tijd reden van 6.55-7.00. Tenzij de vrouwen toch in de buurt komen van deze verdeling van tijden, moet de conclusie zijn dat de mannen in de top en de breedte zéér goed hebben gereden óf dat het niveau bij de vrouwen zo extreem laag is dat medailles eigenlijk nauwelijks waarde hebben. Sterker nog, als Sáblikova met een vergelijkbare tijd zou winnen als vorig jaar dan is ze qua niveau eigenlijk een subtopper zoals Patrick Beckert (10e op 5km in 6.17) bij de mannen.