Afzet sprinters rechte eind

Discussie in 'Techniek & training' gestart door handjesopderug, 1 mrt 2013.

  1. Ik kan me vergissen, er zijn maar weinig goeie slow-mo's namelijk, maar het valt mij altijd op dat de afzet op het rechte stuk van 500m toppers, vooral op het 2e rechte stuk toch een klein beetje naar achteren is gericht. Het is alsof ze niet de tijd hebben om aan het eind van de s-curve te 'wachten' tot de schaats helemaal weer rechtuit stuurt. Zo snel volgen de slagen elkaar op.

    Wie kan hier iets zinnigs over zeggen. Is het misschien per saldo sneller om gewoon veel vrij korte slagen te maken ipv minder, maar technisch correcte slagen?

    Zelfs bij Wotherspoon meen ik dit te zien :

    Wotherspoon tegen Mo in Vancouver

    By the way, er is toch niemand die kan tippen aan Wotherspoons bochten. Echt heerlijk zoals ie erdoor heen loopt. Hij is de enige die bochten op die snelheid makkelijk eruit laat zien.
  2. walrus

    walrus Member

    De arbeid die een sprinter tijdens een slag verricht, hangt af van de beginplaats en de eindplaats van het afzetpunt ten opzichte van het zwaartepunt. Hoe lang een schaatsslag duurt heeft daar geen invloed op. Dus bij een snelle slag en een langzame slag is dat evenveel. Maar bij een snelle slag is het gemiddelde vermogen, de gemiddelde arbeid per seconde, groter dan bij een langzame slag. Voorwaarde is wel dat je bij een snelle slag nog steeds je slag helemaal af maakt. Nu is het zo dat bij een hoger vermogen de verkregen snelheid hoger is dan bij een lager vermogen. Dit is de reden voor de snelle slagen.

    Bij een schaatsslag wordt gedurende de afzetfase ten opzichte van de romp altijd wel iets naar "achteren" afgezet. De afzetkracht is altijd gericht langs de lijn door het afzetpunt en het zwaartepunt van het lichaam. Maar de afzetkracht staat, als het goed is, ook altijd loodrecht op de afzetbaan van de afzetschaats . Als bij de afzet de schaats naar buiten loopt moet het afzetpunt iets naar achteren omdat anders de afzetkracht niet meer door het zwaartepunt zou gaan. De snelheid van het zwaartepunt krijgt juist een richting meer de andere kant op en de romp draait mee in die richting. Daardoor komt het afzetpunt nog meer achteren komt te liggen ten opzichte van het lichaam. Dit verschijnsel doet zich meer voor bij een korte dan bij een lange slag, omdat de afzetschaats door de korte afzet schuiner naar buiten beweegt.

    Het komt er op neer dat er twee fundamentele regels gelden. Ten eerste dat de afzetkracht langs de verbindingslijn van afzetpunt en zwaartepunt moet liggen en ten tweede dat de afzetkracht loodrecht op de beweging van de afzetschaats staat. Ik hoop dat het hierdoor wat duidelijker voor je geworden is.
  3. Bedankt voor je uitgebreide reactie, maar ik snap 'm niet vrees ik.

    Volgens mij zeg je dat het niet zo is en dus optisch bedrog is en dat de optimale slag van een sprinter is in essentie dezelfde als die van een stayer en dat bij beiden de schaats teruggestuurd moet zijn naar recht vooruit voor een optimale afzet ??
  4. HA01761

    HA01761 Active Member

    Nee, je moet je afzetschaats nooit terugsturen tot helemaal parallel aan de rijrichting (en er is ook geen enkele schaatser die dat doet) omdat er dan geen achterwaartse component in je afzetkracht zit :wink:
  5. walrus

    walrus Member

    De afzetkracht kan op twee manieren gebruikt worden. Ten eerste voor het vergroten van de snelheid, zeg maar het vergroten van de vaart. In principe zou je daartoe recht naar achteren moeten afzetten, zoals dat bij hardlopers gebeurt. De richting waarin je afzet moet namelijk tegengesteld zijn aan de richting waarin je beweegt.Ten tweede kun je de afzetkracht gebruiken om de richting waarin je beweegt te veranderen. Dat houdt in dat de afzet dan steeds loodrecht op de richting waarin je beweegt moet worden uitgeoefend. Doe je dat laatste op het rechte stuk dan beweeg je telkens van links naar rechts en weer terug. En de vaart van je beweging verandert daardoor niet. Maar ..... door de weerstand van de lucht en de wrijving van het ijs zul je vaart kwijt raken. Dat verlies moet je voortdurend aanvullen en daarvoor is het nodig dat je ook voldoende naar achteren afzet. Met een schaats kun je niet recht naar achteren afzetten omdat de schaats in de lengterichting erg glad is. Dat lijkt nadelig te zijn, maar daardoor kunnen we nu juist zo lekker glijden. Met een goed geslepen schaats kun je wél een afzetkracht loodrecht op de lengterichting van de schaats leveren. Zet je de schaats schuin neer, bijv. schuin rechts naar voren sturend, dan zal de afzetkracht de richting waarin je beweegt meer naar links veranderen en tegelijkertijd je vaart vergroten of in stand houden (bij wrijving).
    Het naar binnen draaien van de afzetschaats heeft tot gevolg dat de afzet langer gaat duren, waardoor het gemiddelde vermogen van de afzet afneemt. Niet de hoeveelheid arbeid (zie mijn vorige bericht) maar het vermogen: de arbeid per seconde. Dus het is onvoordelig de schaats weer naar binnen te draaien, en daarom gebeurt dat ook niet.
    Om je vraag te beantwoorden: ja, ze zetten inderdaad af naar "achteren" af maar nooit in de lengterichting van de schaats. En nee, het is onvoordelig de schaats naar binnen te draaien aan het eind van de afzet.

    De techniek voor de langere afstanden verschilt van die voor de sprint afstanden. Bij de sprint probeer je gedurende een race eigenlijk steeds op topvermogen te schaatsen en de zuurstofschuld en vermoeidheid zolang mogelijk te weerstaan. Bij de langere afstanden is het uitgangspunt natuurlijk een groot vermogen maar vooral is het uitgangspunt om zo economisch mogelijk het beste resultaat te behalen. Het naar binnen draaien van de schaats aan het eind van de afzet past wel binnen die benadering.
  6. walrus

    walrus Member

    [​IMG] Zoals je kunt zien heb ik een plaatje gemaakt van de situatie. Dat de afzet aan twee voorwaarden voldoet kan je in de afbeelding zien. De lijn waarlangs hij werkt gaat door het afzetpunt A en door het zwaartepunt van je lichaam. Verder is de afzet loodrecht gericht op lengte van de schaats. Omdat het lichaam schuin links naar voren gaat en de schaats schuin rechts naar voren, zit het afzetpunt dus achter het zwaartepunt. De afzet is wat het lichaam betreft zowel naar achteren als naar opzij. Door de werking naar achteren vergroot de schaatser zijn snelheid of compenseert hij de afremmende krachten.

    Als er gezegd wordt dat er niet naar achteren moet worden afgezet wordt bedoeld dat de schaats niet in zijn eigen lengterichting naar achteren moet worden geduwd.
  7. schaatsbart

    schaatsbart Member

    Ik heb er vandaag nogeens oed opgelet, omdat ik dacht dat het vooral t verschil maakt tussen sprint en bijvb 5 km.
    Viel me op dat na de eerste bocht aan het begin van de 2e 100 meter, de meeste schaatsers toch meer terugkomen, en insturen, denk toch dat het ook logisch is dat je weerstand zoekt om tegen af te zetten, als je eenmaal op snelheid zit; je kunt toch niet steeds maar blijven versnellen door naar achter te blijven afzetten, dat zou de transmissie van kracht verloren gaan.
    Ik zie nogal wat schaatsers, vooral bij de sprint die een duidelijke voorkeur hebben met 1 been; het ene been stuurt meer terug dan het andere, weet niet zeker dat het zo is, maar ik meen vanwel. Dus ahw een dominantbeen! Bij diane valkenburg is dat heel erg duidelijk, en toch zeer effektief, terwijl je geneigd bent om te zeggen dat ze t eigenlijk niet goed doet!
    In de golfsport, worden termen als transistion gebruikt, de verplaatsing van zwaartepunt; het ontvangmoment is dan optimaal ook 90 graden, voor de ontlading van energie bij impact met de bal; ook daar is de emissie vooral te danken aan de flow van de beweging, ipv het extra aanwenden van slagkracht vanuit de armen.
  8. walrus

    walrus Member

    Hieronder heb ik twee afzetsporen getekend (rechterplaatje) met daarnaast weergegeven de grootte van de versnelling van de afzetvoet ten opzichte van het zwaartepunt. Bij beide afzetsporen is de verrichte arbeid even groot, en de afzetduur is ook hetzelfde. Het gemiddelde vermogen is in beide gevallen dus even groot. Zo gezien is er geen enkele reden één van beide de voorkeur te geven.
    [​IMG]
    Veel mensen vinden de stijl met over komen mooier om te zien dan een stijl zonder over komen, dus dat zou de voorkeur kunnen hebben. Een andere, technische reden kunnen we af leiden uit het linker plaatje. Bij het spoor zonder over komen is de versnelling aan het begin relatief klein en aan het eind van de afzet juist relatief groot. Bij het strekken van het been beweegt de knie t.o.v. het lichaam versneld naar achteren. Daar is kracht voor nodig en die kracht neemt explosief toe als het been zich steeds meer strekt en contact met het ijs wil houden. Die strekkracht van het been is helaas beperkt, waardoor de afzetvoet het contact met het ijs verliest voordat het been volledig is uitgestrekt. Dat betekent dat bij spoor A de afzetvoet eerder contact met het ijs verliest dan bij spoor B. Dus spoor B kan daarom voorkeur hebben boven spoor A.
    Bij de langere afstanden zie je dan ook heel vaak afzetspoor B. Om dat goed te kunnen uitvoeren moet je een goede en duidelijk valbeweging maken, waardoor de schaats goed onder het zwaartepunt door op het ijs geplaatst kan worden. De valbeweging vereist dat de afzetfase van de schaatsslag a.h.w. uitgesteld wordt, waardoor het zwaartepunt duidelijk naast het afzetpunt zit en de bijgehaalde schaats goed onder het lichaam kan worden geplaatst. Bij een sprinter duurt de afzet zo kort dat er te weinig gelegenheid is voor het uitvoeren van de valbeweging. Een sprinter zet zijn schaats wel goed onder het zwaartepunt maar komt (bijna) niet over. Zijn afzetspoor zal er dus uit zien als afzetspoor A en niet als B. Het kenmerk van spoor A is dat de schaats aan het eind van de afzet veel minder naar binnen draait en daarom soms helemaal niet te zien valt, tenzij je heel goed kijkt. Bekijk ter illustratie dit filmpje maar eens.

    De opmerking dat je niet steeds naar achteren kan blijven afzetten klopt niet helemaal. Als er geen weerstandskrachten zouden zijn zou je dan zelfs helemaal kunnen op houden met af zetten. Je behoud je snelheid dan toch wel. Maar die weerstandskrachten zijn er wel. Hou je op met af zetten dan hou je je snelheid niet in stand maar ga je steeds langzamer. Daarom moet je blijven af zetten om een éénmaal bereikte snelheid in stand te houden. En hoe moet je dan af zetten? Met een kracht die in elk geval nog steeds gedeeltelijk naar achteren gericht is. Zou je toch nog sneller willen dan moet die achterwaartse component groter worden en je moet dan schuiner gaan afzetten.

    Dat sommige schaatsers een voorkeur hebben voor een bepaald been kan te maken hebben met een verschillende motorische ontwikkeling van de benen. Meer waarschijnlijk is dat de 'bending' van de schaatsen (zijdelingse ronding) van een sprinter er mee te maken heeft. De bending zorgt er voor dat een schaatser gemakkelijker door de bocht komt. Beide schaatsen krijgen door bending een extra horizontale ronding aan de rechterkant van het schaatsijzer. Daardoor kan de afzet niet meer symmetrisch zijn en is op het rechte stuk de afzet met rechter schaats gemakkelijker dan met de linker schaats.

    Bij Diane Valkenburg is duidelijk te zien dat ze op de rechter schaats niet over komt en op de linker wel. Dit zie je wel vaker bij andere schaatsers. Ik denk dat dit te maken heeft met de angst bij het over komen op het rechter been, dat er teveel wordt over gekomen. Het gevolg is dan je over je afzetpunt heen valt en je bent bang dat je dat niet kunt opvangen. Ik weet van mezelf dat als te veel overkwam op links dat ik dan gewoon een overstap deed met mijn rechter been en zo de fout kon herstellen. Het rijden van een rechter bocht was iets wat ik minder goed beheerste en ik lette dan vooral goed op de schaatsslag met minder risico uit voeren. Het opvangen van een mogelijke val naar de rechter kant zou wel eens niet goed kunnen lukken.

    Niet over komen maakt niet zo'n elegante indruk, vanwege het wijdbeense schaatsen. Schaatstheoretisch hoeft dit niet minder effectief te zijn als een schaatsstijl met over komen. Het overtuigende bewijs is Gunda Niemann. Die hing, zeker in het begin, alleen maar tussen beide schaatsen in. Zo schaatsen is een aanslag op je energie- en krachtreserves. Zij kon dat met haar sterke lichaam goed op brengen, maar haar stijl was een gruwel voor de schaatsstylisten. Zelf ben ik helemaal weg van de soepele, gecontroleerde stijl van de Canadese schaatsster Brittany Schussler. Het oog wil immers ook wat. Schaatsen kijken kan om vele redenen mooi zijn. In dit filmpje valt dat des te meer op omdat ze schaatst tegen Cindy Classen met haar nogal bonkige stijl van schaatsen.

    Beste schaatsbart, er zijn een aantal door jou gebezigde uitdrukkingen die ik niet helemaal begrijp. Zou je willen uitleggen wat je met transmissie, transition, ontvangmoment, ontlading van energie, emissie en flow van de beweging precies bedoeld?
  9. schaatsbart

    schaatsbart Member

    Erg mooie bijdrage, walrus! Je illustratie enige berichten geleden vind ik heel verhelderend hoe de 90 graden hoek in de afzet vanuit de schaats naar het zwaartepunt gaat, zo krijg je een goed beeld van de richting van de kracht met maximale overdracht van energie; terwijl als je vanuit de rijrichting gaat kijken de afzethoek bij wijze 120 graden is( naar achteren)
    De sprinters sporen smaller, ook mooi hoor die jamie gregg!
    Britanny heeft een mooie schaatshouding, dat compacte wat bob de jong ook heeft, de rust in het lichaam, en de souplesse in haar ritme!

    Ik zal nog een pb sturen over de golfbegrippen, maar zal er hier kort op reageren.
    De hele beweging of het nu een schaatsslag is of een golfswing, vind plaats dmv 2 benen en hun verband zeg maar, en hun samenwerking maken het tot 1 geheel; het doel blijft in ieder sport om het geheel op elkaar af te stemmen, de arbeld, de beweging de richting de zuiverheid.
    Transmissie= overdracht van energie, de verzamelde kracht wordt overgebracht;
    Transisition= de verzamelde kracht wordt overgebracht -door verplaatsing van het zwaartepunt op[ het 2e been.
    Het ontvangstmoment= is het moment dat de transitie plaatsvind, een optimale balans, krachten gaan ahw in compressie, om vervolgens bij de actie weer terug te komen.
    De flow van de beweging= is in essentie niet minder of meer dan het juist uitvoeren van de beweging, in technische en mechanische zin, waarbij de verschillende componenten van kracht en effektiviteit samenvallen, denk ook aan timing en ritme.

    je kunt ook mooi voorbeeld denk ik, denken aan een kogelstoter, hoe die na de draai om z,n as de kogel lanceert tegen de haakse inplant van zijn standbeen; dat been krijgt dus alle verzamelde krachten te verwerken, .. om zich vervolgens maximaal te kunnen ontladen.

    Zo lijkt het mij ook logischer om de afzetrichting bij het schaatsen te interpreteren , eerst vaart maken, de schaatsen worden schuin ingestoken,
    naar buiten op de rijrichting \ /, naarmate de vaart erin komt en de glijfase effektiever wordt , gaan de insteken meer naar binnen om meer samen te vallen met de rijrichting. in beide gevallen zijn de afzetkrachten min of meer haaks, tov elkaar( dit is niet helemaal waar, dat begrijp ik, maar t benadert het wel!, dacht ik)

    druk en weerstand, in relatie tot afzet.
    Hoop dat het een beetje duidelijk is, wat ik bedoel. :)

Deel Deze Pagina