Startprocedure

Discussie in 'Lange baan' gestart door Mjøsaman, 27 okt 2015.

  1. Taiphon

    Taiphon Member

    Beorn deed dit onderzoek als onderdeel van zijn Master neuropsychologie.

    Het was geen uitgebreid academisch onderzoek, het was een (relatief korte) studieopdracht. Op basis van de data uit Vancouver heeft hij een spraakmakende hypothese opgesteld.
    Die hypothese doet voorspellingen - leuk. Maar een hypothese moet getoetst worden, anders heeft zij geen waarde. En die toetsing ontbreekt.

    De menselijke reactietijd is ongeveer 0,2 sec. Een verschil van 0,67 sec is dus alleen mogelijk, als de schaatser niet alleen sneller start, maar ook sneller schaatst.

    Dus volgens zijn hypothese bestaat er een neurologisch of fysiologisch effect, dat binnen een seconde optreedt, en de schaatser op de 500m ongeveer een halve seconde langzamer doet schaatsen.
    Dat verschil is te groot, om geloofwaardig te zijn.
    strawbale vindt dit leuk.
  2. Timmy

    Timmy New Member

    Dat verschil vind ik niet zo ongeloofwaardig. Je komt in een bepaalde mentale en fysiologische toestand waarbij je alerter bent en beter je taak kan uitvoeren. Dat neem je dus 500 m mee en dat kan best wel wat schelen. Ik vind alleen het artikel wel erg hoog van de toren blazen terwijl het onderzoek erg mager is (1 toernooi, methode niet beschreven enz.). Wat in deze misschien wel een bias is, is dat scheidsrechters volgens mij wachten tot de schaatsers stilstaan totdat ze wegschieten. Volgens mij kunnen goede schaatsers beter stilstaan dan minder goede (Gerritsen en Timmer uitgezonderd) en dus zal de tijd tussen ready en schot bij minder goede schaatsers langer zijn. Minder goede schaatsers hebben vervolgens weer een slechtere eindtijd. Hier is helemaal niet voor gecorrigeerd in het onderzoek.
    Ik vind het op basis van de literatuur een interessante stelling, maar het is in mijn ogen totaal nog niet onderbouwd met onderzoek.
  3. Nogevendit

    Nogevendit Well-Known Member

    ik geloof absoluut dat er verschillen zijn. met name heb ik mij altijd al gestoord aan het feit dat de een sneller inzakt dan de ander, en dat de trage inzakker dan een voordeel heeft. Al helemaal wanneer het een driepuntsstart is, waarbij ze toch gelijktijdig inzakken, dat slaat echt nergens op.

    Maar dat het zo veel scheelt, iedereen die het schaatsen een beetje volgt weet dat het geen drie of vier tiende scheelt.
    Waarom is er trouwens niet gekeken naar 100m tijden? Die zeggen meer over de start (en diens procedure), en dan haal je ook meteen allerlei effecten weg zoals hierboven over het rondje, theekopjeeffecten en zelfs het hard ijs-acht ijs effect.

    Het geluidstraagheidseffectop de 1000 m , met ongelijke start, en ook de 1500, is veel groter, en gemakkelijk weg te nemen door een piep uit een luidsprekertje (op het ijs) te laten komen ipv een signaal van af de kant.
    Ben het met timmy eens: een interessante stelling, maar weinig onderbouwd. Voor een promotieonderzoek veel te weinig, maar laten we niet vergeten dat dit ('slechts') een afstudeerscriptie was, en dan is zeker de stelling erg goed, en als je dan al een mooi begin van de uitwerking maakt lang niet gek.

    Alleen: veel meer effecten spelen een rol, en die moet je in je onderzoeksopstelling meer uitsluiten.
    Kijk bijvoobreeld eens naar dezelfde rijders, in verschillende events dan, de ene keer lang stilstaan en de andere keer korter.
    Tijden uiteraard even corrigeren, kijk bijv naar relatieve tijden (positie in klassement)
  4. leenstrafan

    leenstrafan Well-Known Member

    0,67 seconde is op de 500 meter ongeveer het verschil tussen winnen en zwaar teleurstellen. Tussen A-groep en B-groep. Als dit echt waar zou zijn zou het verschil stukken groter zijn dan vorm van de dag, binnen-/buitenbaan en wisselvoordeel en vergelijkbaar met binnen-/buitenijs, hoog-/laaglandbaan of toppers/kneus.

    Instinctief voelt het aan alsof de claims danwel niet kloppen, danwel schromelijk overdreven worden.
    Hakkie2 en Jeronimo1 vinden dit leuk.
  5. leenstrafan

    leenstrafan Well-Known Member

    Nog een ding. Mensen concluderen al snel dat "medailles in de verkeerde handen zijn gevallen", maar gaat er om wie van het startschot het snelst bij de finishlijn is. Hoe geconcentreerd jij op dat startschot wacht is natuurlijk volledig voor jouw eigen rekening.
    strawbale vindt dit leuk.
  6. SprintMaster

    SprintMaster aangepast Medewerker

    Het verschil van 0.67 in eindtijd is bij een langere starttijd van 1 sec. In de praktijk zullen die situaties niet veel voorkomen. Je moet eerder denken aan 1, 2 tienden (zie voorbeeld Mulder/Smeekens). De totale starttijd was bij Smeekens 0.32 langer, theoretisch zou hij daardoor dus 0.21 sec hebben verloren. Het voorbeeld van nummer 5 i.p.v. nummer 1 in Vancouver zal dus over Mika Poutala gaan. Die opende in zijn 2e race trager dan in zijn 1e, 9.63 om 9.55 en reed 35.18 om 34.86.
  7. leenstrafan

    leenstrafan Well-Known Member

    Maar dan ben je dus hopeloos aan het extrapoleren... Als je iemand tien seconden langer laat staan zal die persoon zes seconden trager rijden! En als je 'm vijf minuten ingezakt laat staan zal die drie minuten trager rijden.
  8. Hakkie2

    Hakkie2 Well-Known Member

    Tja, ik durf wel te zeggen dat iemand die je 4 dagen laat staan helemaal nooit aan zal komen. Heb ik eigenlijk geen eens een onderbouwing voor nodig. Kortom: slecht onderzoek met een slechte conclusie.
  9. Wilfred Luijckx

    Wilfred Luijckx Active Member

    Ik heb geprobeerd alles te begrijpen, maar ik raakte al direct de draad kwijt. Volgens mij sprak Nijenhuis zichzelf tegen en had van Nieuwkerk het wel bij het rechte eind met de eerste vraag. Maar omdat ze Smeekens-Mulder gingen vergelijken van de OS 14, ben ik blijven kijken. Het vooronderzoek van DWDD was duidelijk, aar Nijenhuis wist het zelf ook niet meer en gaf geen antwoord op DE vraag, had Mulder voordeel bij de start of niet. Ik geloof de enorme tijdsverschillen ook niet. Een 80-90% van de gezonde mensen reageert tussen 0,16 en 0,32 seconden, dan kan het toch niet zo zijn dat een topschaatser meer dan een halve seconde verspeeld door een snelle of trage starter?????
    Bovendien verschillen de openingen van een sprinter op de 100 meter maximaal enkele tienden, nooit meer dan een halve seconde. De uitleg was zo onduidelijk, dat ik de wetenschappelijke onderbouwing betwijfel...
  10. Mjøsaman

    Mjøsaman Well-Known Member

    Wat ik er aan overgehouden heb, is dat de boodschap uit het artikel, en zeker de statistiek, in de handen van de media enorm uit zijn verband is getrokken. Hier op het forum ook overigens. En Nijenhuis was ook niet de beste uitlegger, OK, maar dat is ook niet makkelijk in een live-uitzending met Erben tegenover je.

    De 0,67 gaat over vrouwen en dat zijn Mulder en Smeekens volgens mij niet. Voor mannen gold 0,30. Tenminste, dat stond in het concept-artikel. In het echt gepubliceerde artikel is dat zinnetje weggelaten. Nu lijkt me de statistische analyse al niet heel overtuigend (zie een vorige mail). Want de genoemde 0,30 is op het randje van significantie. Dat wil zeggen dat er bij de mannen nog best wel een kans is dat het eigenlijke effect 0 is (d.w.z. niet bestaat). Het verschil tussen niks en 0.3 seconden is natuurlijk wel erg groot. Meer waarnemingen zijn nodig om uit te zoeken of het effect echt bestaat.

    Dan is er verder geroepen dat de starttijd 5% van de eindtijd voorspelt. Maar het gaat toch echt om 5% van de variatie in tijden. (Ik denk dat de R-kwadraat bedoeld wordt). En die variatie op de OS was maar 2 seconden tussen de rijders, en dan praat je dus maar over een tiende.
    McSmit vindt dit leuk.
  11. esdalmaijer

    esdalmaijer New Member

    Dag allemaal!

    Even voorstellen: ik ben de eerste auteur op het wetenschappelijke artikel dat jullie hier bespreken. Super om te zien dat dit onderzoek zoveel discussie teweeg brengt! Het is heel tof om te zien dat jullie er goed over nadenken, en kritisch commentaar leveren.

    Ik heb alles gelezen, en wil even een paar misverstanden verhelpen:

    1) "laten we niet vergeten dat dit ('slechts') een afstudeerscriptie was"
    Niet helemaal waar! Beorn heeft voor zijn afstuderen data direct bij heel hooggeplaatste schaatsers verzameld en hij heeft daar zijn scriptie over geschreven. Dat is experimenteel onderzoek, met een zeer gecontroleerde opstelling, en dat heeft 'ie heel goed gedaan. Op basis van zijn ideeën hebben we vervolgens data van een echte wedstrijd verzameld. Die is gekozen omdat het om een Olympische wedstrijd ging, die niet te lang geleden gebeurde (en dus nog relevant is), maar ook weer niet te kort (en dus nog zeer emotioneel geladen). Daarbij was van Vancouver de geluidsopname van het complete evenement beschikbaar. Dat Beorn een student was en is, dat klopt. Maar dat neemt niet weg dat 'ie geen goede ideeen kan hebben! En er zijn twee wetenschappers met meer ervaring die het leeuwendeel van het literatuur-, cijfer- en schrijfwerk gedaan hebben. Kortom: dit is wel degelijk een serieuze wetenschappelijke studie, nota bene uitgevoerd aan de Universiteit van Oxford ;)

    2) "En stel dat Nijenhuis zichzelf inderdaad tegenspreekt, drukt hij zich dan gewoon onhandig uit of zouden we door die verwarring juist twijfels moeten hebben over (onderdelen van) dit onderzoek?"
    Nee, niet gaan twijfelen! Beorn vergiste zich bij DWDD. Dat is live televisie met een presentator die sneller praat dan het licht: heel zenuwslopend, en dan maak je weleens een vergissing. Kan iedereen overkomen.

    3) "Maar dan ben je dus hopeloos aan het extrapoleren... Als je iemand tien seconden langer laat staan zal die persoon zes seconden trager rijden! En als je 'm vijf minuten ingezakt laat staan zal die drie minuten trager rijden."
    Dit is een heel goed punt: je kunt niet oneindig blijven extrapoleren! Wat we in het artikel (het echte artikel, dus niet de berichtgeving in kranten en op tv) zeggen is dat dit op basis van een versimpeld lineair model is. Dat betekent dat we dondersgoed weten dat dit maar een benadering is: een schatting die binnen de huidige data klopt, maar niet daarbuiten ge-extrapoleerd moet worden.

    4) "Er zijn medailles in verkeerde handen gevallen."
    Dat is de kop die de Volkskrant erboven zette, wij hebben dit nooit letterlijk gezegd. Dat betekent niet dat het niet waar is: het zou heel goed kunnen dat er in het verleden medailles verkeerd terecht zijn gekomen. Maar statistieken zijn gebaseerd op gemiddelden! Die kun je simpelweg niet gebruiken om de prestatie van een individueel geval te voorspellen. Je kunt dus nooit zeggen dat Mulder/Smeekens eigenlijk had moeten winnen. Dat is echt onmogelijk!

    5) "Dan is er verder geroepen dat de starttijd 5% van de eindtijd voorspelt. Maar het gaat toch echt om 5% van de variatie in tijden. (Ik denk dat de R-kwadraat bedoeld wordt)"
    Dat klopt helemaal! We hebben het over de variantie in eindtijden, niet in de opbouw van de eindtijd zelf!

    6) "Voor mannen gold 0,30. Tenminste, dat stond in het concept-artikel. In het echt gepubliceerde artikel is dat zinnetje weggelaten."
    Staat er nog gewoon in, helemaal bovenaan pagina 3 ;)

    7) "De testgroep is te klein."
    Dat is duidelijk aantoonbaar niet waar. We hebben in totaal 146 races meegenomen (er zijn er drie niet meegenomen omdat de schaatsers halverwege vielen, of dusdanig uit evenwicht raken dat het hun eindtijd helemaal verpeste). 70 bij de vrouwen, en 76 bij de mannen. Er is een begrip dat 'statistische power' heet, en daar kun je gewoon op Wikipedia over lezen: https://en.wikipedia.org/wiki/Statistical_power . Onze power is 99.9% voor de vrouwen, 64.4% bij de heren, en 99.8% als je de groepen samenvoegt. Kort door de bocht betekent dit dat onze bevindingen zeer waarschijnlijk niet op toeval berusten.

    8) "De menselijke reactietijd is ongeveer 0,2 sec. Een verschil van 0,67 sec is dus alleen mogelijk, als de schaatser niet alleen sneller start, maar ook sneller schaatst."
    Interessante gedachte, maar je informatie klopt niet helemaal. Misschien dat sommige mensen onder optimale omstandigheden binnen 200 ms kunnen reageren, maar dat zien we eigenlijk bijna nooit in reactietijdenonderzoek. Daar is het heel gebruikelijk als de RTs boven de seconde uitkomen. Echter heb je een interessant punt, omdat het verschil inderdaad erg groot is, zelfs als je van normale (en dus niet van 0.2 s) uitgaat. Zoals we in het artikel schrijven: wij gaan nu uit van alerting, maar of dat het echt is moet getoetst worden in vervolgonderzoek.

    9) "Ik vind alleen het artikel wel erg hoog van de toren blazen terwijl het onderzoek erg mager is (1 toernooi, methode niet beschreven enz.)"
    Twee punten: Ten eerste is dit een Opinion paper. Daarin leggen wetenschappers aan elkaar en aan de wereld voor hoe zij over bepaalde zaken denken. In ons geval is dat de opvallende overeenkomst tussen alerting experimenten en de startprocedure in racesporten. Ons punt is puur theoretisch: uit onderzoek blijkt dat je trager reageert op een signaal als er meer tijd tussen een cue en dat signaal zit, dus dat zou mogelijk van invloed kunnen zijn op bijv. schaatsen. We zeggen in het artikel duidelijk dat wij dit ook een beetje een sterke aanname vonden, omdat een psychologisch lab heel anders is dan een schaatswedstrijd. Daarom hebben we een voorbeeldonderzoek gedaan waarin we laten zien dat er wel degelijk een relatie bestaat tussen het ready-start interval en de eindtijd, en dat alerting dus mogelijk een rol speelt! Het tweede punt is dat het onderzoek statistisch goed is. Natuurlijk hadden we meer data toe kunnen voegen, maar dan had je kunnen roepen "Ja, met zoveel data vind je altijd wel iets!". Onze testgroep was niet te klein, en niet te groot.

    10) "Instinctief voelt het aan alsof de claims danwel niet kloppen, danwel schromelijk overdreven worden."
    Ik ga niemand vertellen dat ze niet naar hun instincten moeten luisteren, maar wij rapporteren onze data en onze methoden (kort en bondig, maar alle nodige info is er). Als ons data kunt laten zien die ons ongelijk bewijst, dan zou ik die dolgraag zien! Dat is hoe de wetenschap werkt: je ondersteunt beweringen met data, en je stelt je mening bij als er nieuwe data is die je tegenspreekt.

    11) "Mensen concluderen al snel dat "medailles in de verkeerde handen zijn gevallen", maar gaat er om wie van het startschot het snelst bij de finishlijn is. Hoe geconcentreerd jij op dat startschot wacht is natuurlijk volledig voor jouw eigen rekening."
    Dat is nu net het vervelende met alerting: dat zit in ons allemaal, en het is er simpelweg niet uit te trainen. Waar je wel op kunt trainen, is reageren op een vaste tijd, zoals je zou moeten in de startprocedure zoals wij die voorstellen.

    12) "Vanaf wanneer neemt je alertheid af en met welke snelheid neemt die alertheid af? Zijn er grote verschillen in alertheid waarneembaar binnen de tijdspanne die worden genoemd voor de startprocedure?"
    Er wordt naar alle relevante literatuur verwezen in het artikel. Sommige van die literatuur zul je wellicht niet in kunnen zien (soms zit dat achter een paywall), maar dan leert Google je vaak genoeg. En anders kun je altijd aan wetenschappers in het vakgebied (zoals wij) je vragen stellen :) En het antwoord op je tweede vraag is simpel: "Ja".

    13) "Bij de mannen is de mate van significantie maar p=0,045. Dat is net binnen de 5% die meestal gehanteerd wordt, maar dat zou ik zeker niet als hard bewijs laten gelden."
    Ho, wacht even! Dat is van 1 van de correlaties, die bovendien het meest ruizig is. We gebruiken inderdaad een alpha van 0.05, en dan is 0.045 misschien niet heel ver daaronder (belangrijke statistische maat: 64.4% power), maar je moet zeker niet vergeten dat er bij de vrouwen een p van ultiem klein gevonden is, met een power van 99.9%. Beetje selectief citeren, dit ;)

    14) "Een mogelijke verklaring:
    - De (naar verwachting) snelste schaatsers worden als laatste geloot.
    Dit betekent, dat de spanning geleidelijk toeneemt van de eerste naar de laatste ritten. Dit verhoogt het adrenaline-niveau bij de starters.

    Gevolg: De favorieten, die het snelst rijden, hebben gemiddeld de kortste startprocedure - 3,5 sec i.p.v. 5 sec.
    "
    Vind ik een hele goede suggestie, en ga ik vervolganalyses op draaien. Overigens ook op de suggestie om de PR eruit te filteren. Ben ervan overtuigd dat onze resultaten stand houden, maar zal erover rapporteren in een blogpost op mijn website. Volgt binnenkort, denk dat ik hier een link zal plaatsen.

    Nogmaals: heel goed om te zien dat dit zo leeft onder jullie, en vergeet niet dat we in de wetenschap altijd in kleine stapjes werken! Ons onderzoek is om dit onderwerp op de kaart te zetten. Het is gedegen onderzoek, maar heeft ook absoluut limitaties (zie artikel, we zijn hier eerlijk over). En bedenk je ook dat media vaak dingen niet helemaal juist rapporteren of overdrijven.

    Hartelijke groet,
    Edwin
    Tuttifrutti, fudd, Eagle en 9 anderen vinden dit leuk.
  12. Celebithil

    Celebithil Active Member

    Ik krijg toch na lezing van het artikel de indruk dat er
    1. Inderdaad een correlatie is tussen eindtijd enerzijds en tijd tussen "ready" en het startschot anderzijds. Zeker bij de vrouwen.
    2. Er echter geen causaal verband aangetoond kan worden (kan namelijk niet bij een observationele studie).
    3. De verschillen wel heel groot kunnen zijn, zeker als je kijkt naar de vrouwen. Daar wordt 27% van de verschillen schijnbaar verklaart wordt door deze correlatie. En inderdaad loopt de lengte van de startprocedure uiteen tussen 3,5 en 5 seconden, dus het effect van de startprocedure tussen de snelste en kortste start zou daar bijna een seconde zijn (1,5s* 0,67s/s). Dit is dusdanig groot dat ik eigenlijk een causaal verband startprocedure -> eindtijd van deze grootte niet echt meer kan geloven. Verschillen van dezelfde schaatser bij verschillende wedstrijden zijn namelijk over het algemeen veel kleiner (gecorrigeerd voor baanomstandigheden). Derhalve krijg ik het vermoeden dat er ook een verband andersom is: Ofwel dat betere schaatsters om een of andere reden een snellere startprocedure krijgen. Ik ben dan ook heel benieuwd naar analyses die voor kwaliteit van de schaatsers corrigeren.

    (Ik heb eerder wat gezegd over een kleine testgroep. De groep is niet te klein om te laten zien dat er een correlatie is die zo sterk is als gemeten; echter de grootte van de groep is zo klein dat je alleen grote effecten kan meten. Alleen veel grotere effecten dan ik zou gokken dat er zou zijn. Daarom dacht ik dat de groep wat klein is.)

    Nu een auteur van het artikel hier ook post heb ik nog wel wat vragen:
    1. Waarom is eigenlijk niet naar de 100m tijden gekeken in plaats van eindtijden? Is er een reden om aan te nemen dat de rondetijd nog beïnvloed wordt door de startprocedure? Wat voor effect meet je eigenlijk als je niet naar eindtijden kijkt, maar naar 100m tijden? En hoe zit het met de correlatie van startproceduretijd en de rondetijd?
    2. In het artikel is er vooraf een groot verhaal dat verklaart waarom je een effect zou verwachten. Is er eigenlijk uit dit theoretische vooraf-verhaal een schatting te maken van hoe groot zo'n effect zou kunnen zijn? En hoe verhoudt zich dat tot het gemeten effect?

    Edited: PS Overigens lof voor het publiceren met een CC-licentie zodat wij allen het artikel kunnen lezen.
    Laatst bewerkt: 29 okt 2015
  13. G1ant

    G1ant Well-Known Member

  14. JaapvdB

    JaapvdB Well-Known Member

    Mijn complimenten aan @esdalmaijer voor de reactie. Top dat je dat doet.
    Het geeft ons weer wat meer inzicht en wellicht jullie ook voor evt. vervolgonderzoeken.
    G1ant, Eagle en fransvanbakel vinden dit leuk.
  15. Elina

    Elina Well-Known Member

    Bedankt voor je bericht @esdalmaijer

    @Celebithil wil graag weten waarom er niet naar de 100m tijd is gekeken. Ik ben ook benieuwd. Is er een tabel met de wachttijd en de 100m doorkomsten van Michel Mulder? Mulder gaf zelf aan dat hij in veel belangrijke races 9.5 opende.
  16. Mike

    Mike Member

    Interessant topic. Conclusie van velen (inclusief mijzelf) is dat de grootte van het effect zo groot is (0,67 seconden langzamere tijd bij vrouwen als de starter 1 seconde langer wacht met schieten) dat het bijna onmogelijk is dat het verband causaal is.

    Ik vind het heel lovenswaardig dat ES Dalmeijer in dit topic gereageerd heeft.
    Ik ben heel blij met zijn reactie op punt 14 en zijn toezegging dat hij een vervolganalyse erop doet of de favorieten misschien een kortere startprocedure krijgen als verklaring van het verschil. Dit is wat mij betreft cruciaal om te kunnen beoordelen of de conclusies in het artikel kloppen of niet.

    Ik zou de vervolganalyse persoonlijk als volgt aanpakken:
    Je doet exact de zelfde analyse als in het artikel, maar in plaats van de gereden tijd in Vancouver neem je de beste voorafgaande seizoenstijd van de schaatser als uitkomstmaat. Je krijgt dan een plot met een verband tussen de reputatie/kwaliteit van de schaatser versus de startduur die de starter toepast. Als er dan ook uitkomt dat een snellere startprocedure correleert met een tijd (seizoenstijd), dan heb je aangetoond dat het verband andersom is dan in het artikel gesuggereerd, namelijk dat de als snel bekendstaande schaatsers de starter onbewust dwingen tot een snellere startprocedure. In dat geval kan de oorspronkelijke conclusie van het artikel meteen de prullenbak in...

    Mocht dit er niet zo duidelijk uitkomen, maar mocht er wel een licht verband zijn, dan is de volgende stap is om de analyse weer te doen zoals in het artikel, maar om de beste seizoenstijd nu als covariaat toe te voegen zodat voor dat effect gecorrigeerd kan worden. Als de resultaten dan nog steeds overeind blijven, wordt de conclusie een stuk sterker.

    Naast beste seizoenstijd als covariaat, zou ik ook een analyse met "startvolgorde" als covariaat uitvoeren. Je sluit met die 2 analyses 2 effecten uit die net iets verschillend van elkaar zijn.

    Nog 1 ding:
    Statistische power is achteraf alleen relevant als er geen significant verband gevonden is. Power hangt niet af van wat voor resultaat er uiteindelijk gevonden is. Een p-waarde van 0.045 is even geldig in een onderzoek met 20 proefpersonen als in een onderzoek met 20.000 proefpersonen. Voorwaarde is wel dat de analyse methodologisch klopt. En daar zijn dus wat twijfels over...
    Ik ben zeer benieuwd naar de aanvullende analyses.
  17. Tsuki

    Tsuki Active Member

    Wat mij vandaag te binnen schoot was de vraag: wie waren de starters bij de OS in Vancouver? Het gaat mij niet om de namen, maar wel om het aantal. Als ik het goed beredeneer, zijn het waarschijnlijk twee verschillende starters geweest: één bij de heren en iemand anders bij de dames. (Dit had ik graag willen checken, maar ik kon op de site van speedskatingresults.com en bij de results op de site van de ISU geen namen van starters vinden.)

    Als dit het geval is, dan kun je wel 146 personen hebben geanalyseerd, maar je hebt dan slechts twee starters geanalyseerd. Als deze redenering klopt, is het dan wel terecht om de uitkomst van het onderzoek te extrapoleren naar de gehele startprocedure? Zou je dan niet moeten concluderen dat er bij deze starters een correlatie is tussen de wachttijd en de eindtijd, in plaats van dat er bij de startprocedure in het algemeen een correlatie is tussen wachttijd en eindtijd? En zou hierin dan ook de verklaring kunnen zitten voor het grote verschil tussen de uitkomsten bij de mannen en de vrouwen?

    Oftewel: zouden degenen met bezwaren met betrekking tot de gebruikte methode bij het onderzoek het een methodologische verbetering vinden als hetzelfde onderzoek zou worden gedraaid met data van meer starters?
    McSmit vindt dit leuk.
  18. Hakkie2

    Hakkie2 Well-Known Member

    Ik vroeg me ook af hoe er rekening is gehouden met valse starts. De relatie tussen een tweede keer starten (en ook net iets langer wachten omdat je geen risico kan nemen) en de eindtijd lijkt me groter dan de relatie tussen een lange start en de eindtijd.
  19. esdalmaijer

    esdalmaijer New Member

    Dag allemaal,

    Ik wil graag even verduidelijken dat wij als onderzoekers absoluut aan jullie kant staan. Kreeg van dat artikel dat een van jullie linkte (die op TopSport Topics) een beetje een naar vijandelijk gevoel, terwijl we allemaal proberen om de (schaats)sport zo eerlijk mogelijk te maken.

    Betreft dat TopSport Topics topic: het meeste dat erin staat is gebaseerd op aannames, vaak nog foute ook. Er is geen enkele poging gedaan om de data tegen het licht te houden, en ook niet om de broodnodige statistische achtergronden te bieden. Dat resulteerde, wat mij betreft, in een zeer onvolledig en tendentieus topic dat zeer weinig met de realiteit van doen heeft.

    Een beter alternatief vinden jullie bij Prof. Lex Borhans op zijn economie blog: http://www.economie.nl/weblog/schaatsers-moeten-niet-te-snel-zijn

    Jullie hebben veel vragen gesteld, en ik had jullie een extra analyse belooft. Die extra analyse en de antwoorden op al jullie vragen kunnen jullie op mijn blog lezen: http://www.pygaze.org/2015/10/is-skating-really-unfair-yes-even-in-extra-stringent-analysis/

    Mochten jullie daarna nog vragen of opmerkingen hebben, dan nodig ik jullie uit die op mijn blog of in dit topic te stellen.

    Hartelijke groet,
    Edwin
    Tsuki, McSmit, fransvanbakel en 2 anderen vinden dit leuk.
  20. Taiphon

    Taiphon Member

    Misschien heb ik het gemist, maar heb je nu ergens "rit nr." versus "duur startprocedure" geplot?
    "Een mogelijke verklaring:
    - De (naar verwachting) snelste schaatsers worden als laatste geloot.
    Dit betekent, dat de spanning geleidelijk toeneemt van de eerste naar de laatste ritten. Dit verhoogt het adrenaline-niveau bij de starters.

    Gevolg: De favorieten, die het snelst rijden, hebben gemiddeld de kortste startprocedure - 3,5 sec i.p.v. 5 sec.
    "


    Eerst was het verschil 0,3o of 0,67 sec, met deze analyse is het nog slechts 0,17 sec.
    Dat is al een heel stuk geloofwaardiger.

    Maar ik heb drie vragen:
    1) Waarom 500m schaatsen, in plaats van 100m hardlopen?
    2) Waarom topsporters, in plaats van gewone sporters?
    3) Waarom een vormpiek op een groot toernooi, in plaats van een dagelijkse test?
    In jullie plaats zou ik 10 studenten hebben ingehuurd om een maand lang elke dag 's ochtends om 8 uur 100m te sprinten. Met een starter die de startduur random varieert tussen 3,5 en 5 sec. Dan heb je zoveel mogelijk variabelen in eigen hand. En een 100m parcours is veel eenvoudiger te regelen dan een 400m ijsbaan.

    Nu gebruiken jullie statistische methoden om voor deze variabelen te controleren. Maar die methoden zijn volledig gebaseerd op de aanname, dat er geen enkele correlatie is tussen de duur van de startprocedure en enige andere variabele. Als experimenteel natuurkundige vind ik dit een fundamenteel verkeerde benadering.

    Alvast een mogelijke reden, waarom die aanname ongeldig is:
    Na de eerste omloop zijn sommige schaatsers positief, andere negatief verrast met hun tijd. Dit heeft een psychologisch effect op het resultaat van hun tweede omloop. Als dit effect voor de meeste schaatsers evenredig is (een positieve verrassing werkt prestatieverhogend, en andersom), dan zullen tegenvallende schaatsers eerder van start gaan in de tweede omloop dan meevallende. Als de gemiddelde startduur inderdaad korter wordt naarmate de spanning toeneemt, is dit nog steeds een mogelijke verklaring voor het resultaat van jullie tweede analyse.

Deel Deze Pagina